null De val van een gevallen held: het standbeeld van Colston in Bristol

CW_PieterDeBruijn_Colston_head_large.jpg

De val van een gevallen held: het standbeeld van Colston in Bristol

Webcolumn Cultuurwetenschappen - door Pieter de Bruijn - oktober 2020

In de zomer van dit jaar bereikte een langlopende discussie in de Engelse stad Bristol een kookpunt. Het standbeeld van Edward Colston (1636-1721) werd onder luid gejuich omvergetrokken. Met vier touwen werd de bronzen beeltenis van de bedachtzaam op een stok leunende Colston neergehaald. Demonstranten vierden hun overwinning door op het beeld te springen en het met verf te bekladden. Eén van hen zette zijn knie in de nek van Colston, verwijzend naar de dood van de Afro-Amerikaanse George Floyd, die als gevolg van een dergelijke actie door een witte politieagent om het leven was gekomen. Het standbeeld werd vanuit het centrum van de stad naar beneden gerold naar de stadshaven van Bristol, waar het met een grote plons werd afgezonken.2 De heftigheid van de gebeurtenissen in Bristol toonde hoe een langslepend debat, onder de juiste omstandigheden, kan uitmonden in een emotionele uitbarsting. Tegen de achtergrond van de veranderende omgang met het slavernijverleden in Groot-Brittannië, ga ik in deze bijdrage op zoek naar een verklaring voor deze (schijnbaar) plotselinge beeldenstorm.

Foto van het standbeeld van Colston in 2013. Foto van de lege sokkel in 2020, omringd met Black Lives Matter spandoeken.
Standbeeld van Edward Colston in het centrum van de Engelse stad Bristol. Bron: Pieter de Bruijn, 19 november 2013 De lege sokkel van het Colston-standbeeld, een dag nadat het er vanaf was getrokken. Bron: Caitlin Hobbs, Wikimedia Commons (CC BY 3.0) https://creativecommons.org/licenses/by/3.0

Verering van een 'held'

De discussie over Colston werd al gevoerd sinds de jaren 1990. Deze koopman was een bekend figuur geworden als lid van het parlement aan het begin van de achttiende eeuw. Maar zijn lokale faam kwam vooral voort uit het vele goeds dat hij voor de zuidwestelijk gelegen Britse havenstad had betekend. Zo bood Colston financiële ondersteuning aan diverse scholen, ziekenhuizen, kerken en armenhuizen. Na zijn dood waren er dan ook verschillende initiatieven om Colston te eren. In de tweede helft van de achttiende eeuw werden er bijvoorbeeld drie verenigingen opgericht die een politieke functie hadden, maar ook steun boden aan de ouderen en armen in de stad. Deze verenigingen begonnen al snel met de organisatie van een herdenking op de verjaardag van Colston, die tevens diende om geld in te zamelen. De viering van deze 'Colston Day' bereikte haar hoogtepunt in de tweede helft van de negentiende eeuw, met een heuse parade door de stad.3

Rond die tijd werd er ook een beeld van Colston geplaatst in het gildehuis en kwam er een glas-in-loodraam in nagedachtenis van hem in een van de kerken van Bristol.4 Enkele decennia later begon de voorzitter van een lokale liefdadigheidsorganisatie een inzamelingsactie voor de oprichting van een standbeeld ter ere van Colston dat in het centrum van de stad zou moeten worden geplaatst. De burgemeester van Bristol onthulde het beeld in 1895. Ook verschillende straten, scholen en het concertgebouw werden naar hem vernoemd. En in 1973 verrees nog een nieuw kantoorgebouw onder de naam 'Colston Tower'.5

Foto van de voorgevel van Colston Hall in 2013

 

Foto van de voorgevel van Colston Tower in 2013
Het concertgebouw Colston Hall in Bristol.
Bron: Pieter de Bruijn, 19 november 2013
Het kantoorgebouw Colston Tower.
Bron: Pieter de Bruijn, 19 november 2013

Colston werd dus vereerd als een held. Maar wat lange tijd werd vergeten, was het feit dat hij een groot deel van zijn geld had verdiend met de handel in slaafgemaakte Afrikanen. Als lid, en later plaatsvervangend gouverneur, van de Royal African Company handelde Colston veelvuldig aan de westkust van Afrika. Ook maakte hij deel uit van de lokale 'Society of Merchant Venturers': een vereniging van handelaren die sterk op slavenhandel waren gericht en daarvoor ook lobbyden in het parlement.6 De vereniging zou later ook flink bijdragen aan de oprichting van het standbeeld ter ere van Colston en ontfermde zich na zijn dood over diverse initiatieven (zoals scholen en armenhuizen) die door Colston waren ontplooid.7 Deze kant van Colston, die we tegenwoordig als 'donker' zouden beschouwen, kwam vanaf de jaren 90 steeds vaker aan het licht. Eerder, in 1920, had een lokale predikant al een boek uitgebracht over de rol van Colston in de Royal African Company. Het is wellicht geen toeval dat veertien jaar later, toen de afschaffing van de slavernij werd herdacht, zijn naam verdween uit de officiële stadsgids van Bristol. Maar de verering van Colston bleef ook in de daaropvolgende decennia gewoon doorgaan.8

In 1998 werd het standbeeld echter beklad met de tekst 'SLAVE TRADER'. Sindsdien waren er ook regelmatig kettingen en andere verwijzingen naar de slavenhandel aan de voet van het monument te vinden. De bevolkingssamenstelling van Bristol was in die tijd steeds meer divers geworden. Blijkbaar zocht de groeiende groep migranten uit de voormalige koloniën van het Britse Rijk erkenning voor een geschiedenis die zij als eigen beschouwde en zag zich daarbij gesterkt door nieuwe inzichten uit historisch onderzoek over de rol van Bristol in de Trans-Atlantische Slavenhandel. Al in de jaren 80 waren er rellen uitgebroken als gevolg van toenemende spanningen tussen de politie en de Afro-Caribische gemeenschap van Bristol. Steeds vaker werd ook het gebrek aan aandacht voor het slavernijverleden in de stad als problematisch punt aangestipt.9 De stad Bristol volgde daarmee ontwikkelingen in de Britse omgang met het slavernijverleden in het algemeen.

Foto van de voet van het Colston-standbeeld in 2013, met bloemen en kettingen.

Bloemen en kettingen aan de voet van het Colston-standbeeld in 2013.
Bron: Pieter de Bruijn, 19 november 2013

Abolitionistenmythe

De omgang met het slavernijverleden werd in Groot-Brittannië namelijk sinds jaar en dag gekenmerkt door een vrij specifieke focus. De nadruk lag niet zozeer op het grote aandeel dat de Britten vanaf de zestiende eeuw hadden gehad in de slavenhandel en slavernij zelf (en de gruwelen die daarmee gepaard gingen). In plaats daarvan werd vooral de afschaffing van de slavenhandel, en de rol die de Britten daarin hadden gespeeld, centraal gesteld. Aan het begin van de negentiende eeuw ontwikkelde in Groot-Brittannië namelijk een sterk religieus geïnspireerde beweging die ervoor streed om de handel in slaven af te schaffen. Britse activisten, als Thomas Clarkson en parlementariër William Wilberforce, legden een stevige basis voor de uiteindelijke afschaffing van de slavenhandel, wat overigens niet het einde van het slavernijsysteem betekende. Vanwege de rol die Britten hebben gespeeld in de afschaffing, wordt het verhaal van de Trans-Atlantische Slavenhandel vaak verteld met een accent op deze anti-slavernijbeweging, waarin de abolitionisten fungeren als helden met een sterk moreel kompas. Door de grote invloed van dit perspectief, wordt er wel gesproken van de 'abolitionisten mythe' die de omgang met het slavernijverleden in Groot-Brittannië kenmerkt.10

Onder invloed van een groeiende groep nieuwkomers in Engeland die door hun voorouders een sterke verbondenheid voelen met het slavernijverleden, is dit beeld gaandeweg bijgesteld. Bovendien hebben nieuwe geschiedwetenschappelijke inzichten hieraan bijgedragen. Ook in andere steden werd het slavernijverleden steeds vaker voor het voetlicht gebracht. In Liverpool, waar de Afro-Caraïbische en Ghanese gemeenschap traditioneel vrij groot is, manifesteerde zich dit in een splinternieuw museum over deze geschiedenis. Als havenplaats in het noordwesten van Engeland heeft Liverpool een groot aandeel gehad in de handel van op de plantages verbouwd katoen, thee, tabak en suiker: een feit waar de vele pieren, pakhuizen en havengebouwen die fysiek in de stad aanwezig zijn, nog steeds aan herinneren. In 1994 opende in het Merseyside Maritime Museum, dat in een van deze pakhuizen is gevestigd, een nieuwe tentoonstelling over het slavernijverleden. Na een verbouwing in 2007 werd het herdoopt in het International Slavery Museum. Voordien waren de enige musea over de slavenhandel gevestigd in Wisbech en Hull, niet toevallig de geboorteplaatsen van respectievelijk Clarkson en Wilberforce, waardoor de focus van deze musea dan ook vooral op de anti-slavernijbeweging lag.11

Foto van de voorgevel van het International Slavery Museum in Liverpool in 2011

Het International Slavery Museum in Liverpool.
Bron: Pieter de Bruijn, 27 november 2011

Protest als aanjager

Rond 2007 kwam het slavernijverleden ook regelmatig aan de orde in het publieke debat. Dit jaar was genomen als herdenkingsjaar, aangezien de slavenhandel toen 200 jaar eerder was afgeschaft. Daarom werd er ook geld vrijgemaakt dat kon worden gebruikt voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld nieuwe tentoonstellingen en educatieve projecten. Gezien de traditionele focus op de afschaffing van de slavenhandel en het feit dat het herdenkingsjaar ook op deze gebeurtenis was gericht, voerde het abolitionistenperspectief in de officiële toespraken van hoogwaardigheidsbekleders en in krantenartikelen de boventoon.12 Hierop ontstond felle kritiek van mensen uit de Afrikaans-Caraïbische gemeenschap, maar ook van academici: in de geschiedwetenschap was er gaandeweg namelijk een trend ontstaan waarbij het ‘zwarte’ perspectief op de voorgrond begon te treden.13 In de nieuwe tentoonstellingen van musea werden er daarom andere keuzes gemaakt. Veel musea beschreven nu bijvoorbeeld ook – hoewel in beperkte mate – het effect van de slavenhandel op samenlevingen op het Afrikaanse continent en presenteerden slaven meer als handelende personen die ook zelf een bijdrage hebben geleverd aan hun uiteindelijke emancipatie.14 Dit blijkt vaak al uit de taal die wordt gebruikt, waarbij slaven worden aangeduid met de term 'tot slaaf gemaakten' om hun menselijkheid en actieve rol te benadrukken.

Foto van het graf van Colston in 2013, met een in steen gehouwen beeld van een op het graf liggende Colston.

Graf van Edward Colston in de All Saints Church, waar meer kooplieden liggen begraven die in verband kunnen worden gebracht met het slavernijverleden.
Bron: Pieter de Bruijn, 19 november 2013

Ondanks deze focus op nieuwe perspectieven, laat de omgang met de Trans-Atlantische Slavenhandel in Groot-Brittannië ook zien dat nieuwe inzichten niet altijd meteen een plek krijgen in het erfgoedveld. Zo had geen enkele voor het herdenkingsjaar ontwikkelde tentoonstelling oog voor de economische en politieke motieven die ten grondslag lagen aan de afschaffing van de slavenhandel: een inzicht dat recent geschiedwetenschappelijk onderzoek had toegevoegd aan de historiografie. Op deze manier kon deze geschiedenis dus nog steeds worden ingekaderd aan de hand van de afschaffing van de slavenhandel als nobele daad van Groot-Brittannië.15 Tevens worden sommige erfgoedobjecten gevrijwaard van 'besmetting' met deze pijnlijke geschiedenis. Zo zijn veel historische landhuizen in Engeland, die onder toeristen uit binnen- en buitenland een grote populariteit genieten, indirect mogelijk gemaakt door geld verdiend op de door slaven bewerkte plantages in de koloniën van het Britse Rijk. Deze relatie wordt echter zelden gelegd, vermoedelijk uit angst dat dit erfgoed minder aantrekkelijk zal worden voor toeristen of dat het niet rijmt met het glorieuze geschiedbeeld passend bij de Britse identiteit.16 In Bristol leidde deze miskenning tot consternatie toen een groep Afro-Amerikaanse theatermakers, uitgedost met slavenkettingen, een 'guerrilla-theaterstuk' opvoerde in het zogenoemde Georgian House Museum – een stadswoning die in 1790 werd gebouwd voor suikerhandelaar en plantagehouder John Pinney. Uiteindelijk heeft deze actie er toe geleid dat dat perspectief in het Georgian House Museum wel een plek heeft gekregen.17 Wanneer er echter weinig of geen protest is, weet dat perspectief maar moeizaam binnen te dringen in het erfgoedveld.

Gevoeligheid en terughoudendheid

Ondanks deze veranderingen en het feit dat protesten al langere tijd aan de gang waren, is het standbeeld van Colston tot die zomer van 2020 altijd blijven staan. Waarom is er nooit eerder ingegrepen? Een belangrijk deel van het antwoord op deze vraag ligt waarschijnlijk in de politiek-bestuurlijke gevoeligheid van deze kwestie. In de aanloop naar de 200-jarige herdenking van de afschaffing van de slavenhandel kwam het verwijderen van verwijzingen naar Colston in de stad wel ter sprake. Maar hier werd verder niets mee gedaan onder het motto dat het doel van de herdenking was om mensen 'te onderwijzen in plaats van ze te vervreemden.'18 Het was beter om te kijken naar de plaatsing van nieuwe monumenten voor Afrikaanse mensen of anti-slavernij-activisten, zo was de gedachte.19

Nadat Bristol van de toenmalige labour-minister John Prescott de opdracht had gekregen om samen met de steden Hull en Liverpool het voortouw te nemen in de organisatie van activiteiten voor het herdenkingsjaar, koos de stad ervoor om vertegenwoordigers van verschillende gemeenschappen hierbij te betrekken. Daarvoor werd een stuurgroep ingesteld. Van een verwijdering of aanpassing van het standbeeld van Colston was in de adviezen van deze stuurgroep geen sprake. Wel kreeg een lokale kunstenaar de opdracht om een tijdelijke installatie te ontwikkelen die de discussie over het beeld moest stimuleren. In een evaluatie van het herdenkingsjaar adviseerde de stuurgroep toch om iets te doen aan de straatnamen in Bristol en het standbeeld van Colston, zonder daarvoor concrete suggesties te geven.20

Foto van het met verf besmeurde Colston-standbeeld, liggend op pallets.

Foto van het standbeeld van Jen Reid waar voor 2020 Colston stond.

Het standbeeld van Colston in opslag nadat het is opgevist uit de haven van Bristol.
Bron: Avon and Somerset Constabulary, Wikimedia Commons
https://en.wikipedia.org/wiki/File:Statue_of_Edward_Colston_-_Retrieved.jpg
Standbeeld van Black Lives Matter-activiste Jen Reid op de sokkel van het Colston-standbeeld.
Bron: Sam Saunders, 'This Should Be Cast In Bronze', Wikimedia Commons, 15 juli 2020
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/7
/7c/A_Surge_of_Power_%2850115756351%29.jpg

De terughoudendheid in het aanpassen of verwijderen van het beeld hangt samen met een complex samenspel aan factoren. Ten eerste zullen lokale bestuurders zich hebben laten leiden door opiniepeilingen. Deze lieten decennialang een grote meerderheid zien vóór het behoud van het standbeeld in zijn oorspronkelijke vorm. Sommigen gebruikten daarbij ook als argument dat het volledig uitwissen van Colston’s naam in de stad ertoe zou leiden dat de rol van Bristol in de geschiedenis van de slavenhandel gemakkelijker zou worden vergeten.21 De eerste gekozen burgemeester van Bristol in 2012 kwam uit als een lokale, onafhankelijke partij. Maar het feit dat hij vóór het aanvaarden van zijn ambt lid was van de nog altijd bestaande 'Society of Merchant Venturers' verraadt dat het aanpassen van het standbeeld voor hem niet hoog (of waarschijnlijk helemaal niet) op de agenda zal hebben gestaan.22 De huidige Afro-Britse burgemeester (Marvin Rees) verklaarde in een interview na afloop van de demonstratie in 2020 dat zijn focus vooral lag op het verbeteren van klassen- en kansengelijkheid. Om zijn politieke krediet niet te veel te verspelen, gaf hij aan niet voorop te willen lopen in discussies over het aanpassen van namen.23

Ten tweede lijkt het verwijderen van het standbeeld voor lobbyisten ook geen prioriteit te hebben gehad. Zij zagen dit meer als einddoel in hun campagne om Bristol meer bewust te maken van het slavernijverleden. In eerste instantie richtten zij hun pijlen op gemakkelijkere doelen, zoals de naam van het concertgebouw die eenvoudig aan te passen was. Daarbij was de gedachte dat het hoger opgeleide publiek en het bestuur van de Colston Hall meer sympathie zouden hebben voor hun standpunten dan diegenen die zich verbonden voelden met het standbeeld, dat (als openbaar toegankelijk monument) toch van de gehele stad Bristol was. Toen de Colston Hall in 2017 alleen nog maar aankondigde te overwegen zijn naam te veranderen, bracht dit als vanzelf naamsveranderingen bij een pub en een school teweeg.24

Een derde punt heeft te maken met de erfgoedstatus van het standbeeld. Al sinds 1977 staat het beeld op de nationale monumentenlijst van Engeland als een bouwwerk van bijzonder belang. Dat betekent dat aanpassingen alleen mogelijk zijn met toestemming van de lokale commissie voor ruimtelijke ordening of de minister van Cultuur, Media en Sport.25 Alleen de minister kan besluiten om een bouwwerk definitief van de lijst af te voeren, maar alleen wanneer het niet langer als van architectonisch of historisch belang wordt beschouwd.26 Complicerende factor daarbij is dat in 2007 een extra reden voor het historisch belang van het standbeeld aan de omschrijving werd toegevoegd. Edward Colston werd niet langer alleen belangrijk gevonden om zijn rol als 'Bristol’s beroemdste filantroop', maar ook vanwege zijn betrokkenheid in de slavenhandel.27

Wettelijk gezien was het beeld dus nog net niet in steen gebeiteld, maar dit voorbeeld laat wel zien hoe regelgeving een flexibele omgang met een, inmiddels zeer gevoelig geworden, restant uit het verleden in de weg kan zitten. Dit komt voort uit de westerse omgang met cultureel erfgoed zoals die zich heeft ontwikkeld sinds de negentiende eeuw, waarbij experts op basis van technische en esthetische criteria bepalen welke objecten blijvend moeten worden bewaard.28 Deze statische opvatting van cultureel erfgoed kan bijstelling op basis van nieuwe inzichten vaak flink in de weg zitten.

Mislukt compromis

De laatste jaren werd getracht een compromis te bereiken door aan het bestaande monument een extra informatiebordje toe te voegen. Begin 2018 werkten historici en leerlingen van een lokale basisschool aan een nieuw bordje voor het standbeeld. Ook dit leidde tot veel controverse, bijvoorbeeld over het feit dat expliciet werd vermeld dat Colston parlementslid was namens de Conservatieve Partij. Lokale politici vonden het geen fijn idee dat op deze manier hun politieke kleur in verband werd gebracht met het slavernijverleden. Een historicus maakte daarop de nodige aanpassingen, maar bleek lid te zijn van de 'Society of Merchant Venturers'. Het idee dat de vereniging op die manier de reputatie van hun bekendste lid nog trachtte te redden, was voor burgemeester Rees reden om voorlopig de stekker uit het project te trekken.29

Het laat zien hoezeer Bristol als stad lijkt te zijn verweven met Colston en het slavernijverleden en dat hedendaagse politiek er nog altijd door wordt geïnformeerd. Toen in het voorjaar en de zomer van 2020 de Black Lives Matter-protesten tegen discriminatie en racisme zich vanuit de Verenigde Staten over de hele wereld verspreidden, kon het echter bijna niet anders dan dat het Colston de kop zou kosten. Symbolisch was deze in de achttiende en negentiende eeuw gecreëerde held al veel eerder van zijn voetstuk gevallen. De politiek van erfgoed maakte dat het beeld van de slavenhandelaar nog van zijn sokkel moest worden gesleurd.

1 Deze bijdrage is gedeeltelijk een herbewerking van het artikel 'Slavernij in perspectief: de dynamiek van erfgoed', verschenen in LOCUS: tijdschrift voor studenten en docenten cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit 37 (2015) 12-17.
2 Archie Bland, 'The fall of Colston’s statue: 'It didn’t take long – about four tugs of the ropes'', The Guardian, 8 juni 2020; Tristan Cork, 'Edward Colston – the statue, the plinth and everything that’s happened since it toppled', Bristol Live, 22 augustus 2020.
3 Kenneth Morgan, Edward Colston and Bristol (Bristol 1999) 7-17.
4 Historic England, 'Guildhall', https://historicengland.org.uk/listing/the-list/list-entry/1282368, laatst geraadpleegd op 22 oktober 2020; Peter G. Cobb, 'The stained glass of St. Mary Redcliffe, Bristol', Bristol & Gloucestershire Archaeological Society 112 (1994) 143-166.
5 Morgan, Edward Colston and Bristol, 1.
6 Morgan, Edward Colston and Bristol, 1-13.
7 The Society of Merchant Venturers, 'History', https://www.merchantventurers.com/who-we-are/history/, laatst geraadpleegd op 22 oktober 2020.
8 Madge Dresser, 'Remembering slavery and abolition in Bristol', Slavery & Abolition: A Journal of Slave and Post-Slave Studies 30 (2009) afl. 2, 223-246, aldaar 227.
9 Dresser, 'Remembering slavery and abolition in Bristol', 228-229.
10 Geoffrey Cubitt, Laurajane Smith en Ross Wilson, 'Introduction: anxiety and ambiguity in the representation of dissonant history' in: Laurajane Smith, Geoffrey Cubitt, Ross Wilson en Kalliopi Fouseki ed., Representing enslavement and abolition in museums (New York 2011) 1-19, aldaar 3.
11 John Oldfield, 'Chords of freedom'. Commemoration, ritual and British transatlantic slavery (Manchester 2007) 119-121.
12 Emma Waterton en Ross Wilson, 'Talking the talk: policy, popular and media responses to the bicentenary of the abolition of the slave trade using the 'abolition discourse'', Discourse & Society 20 (2009) afl. 3, 381-399, aldaar 389-395; Emma Waterton, 'Humiliated silence: multiculturalism, blame and the trope of 'moving on'', Museum and Society 8 (2010) afl. 3, 128-157, aldaar 137-138.
13 Cubitt, Smith en Wilson, 'Introduction', 4; Oldfield, 'Chords of freedom', 119-121.
14 Beth Kowaleski Wallace, 'History at large: uncomfortable commemorations', History Workshop Journal 68 (2008) afl. 1, 223-233, aldaar 227-228.
15 Diana Paton, 'Interpreting the bicentenary in Britain', Slavery & Abolition: A Journal of Slave and Post-Slave Studies 30 (2009) afl. 2, 227-289, aldaar 278-282.
16 Laurajane Smith, 'Affect and registers of engagement: navigating emotional responses to dissonant heritages' in: Laurajane Smith, Geoffrey Cubitt, Ross Wilson en Kalliopi Fouseki ed, Representing enslavement and abolition in museums (New York 2011) 260-303, aldaar 263.
17 Elizabeth Kowaleski Wallace, The British slave trade & public memory (New York 2006) 48-50.
18 'Update on commemoration of the 200th anniversary of the abolition of the slave trade'. Draft Minute of the Social Developments Scrutiny Commission (20 juli 2006) 2.
19 Ibidem.
20 Report of the Abolition 200 Steering Group to Bristol city council cabinet (Bristol 2008) 16.
21 Tristan Cork, 'How the city failed to remove Edward Colston's statue for years', Bristol Live, 10 juni 2020. https://www.bristolpost.co.uk/news/bristol-news/how-city-failed-remove-edward-4211771
22 Ibidem
23 Ellena Cruse, 'Bristol mayor defends not removing statue of slave trader Edward Colston', The Evening Standard, 15 juni 2020.
24 Tristan Cork, 'How the city failed to remove Edward Colston's statue for years', Bristol Live, 10 juni 2020. https://www.bristolpost.co.uk/news/bristol-news/how-city-failed-remove-edward-4211771
25 'Planning (Listed Buildings and Conservation Areas) Act 1990', legislation.gov.uk, https://www.legislation.gov.uk/ukpga/1990/9/part/I/chapter/II/crossheading/control-of-works-in-respect-of-listed-buildings, laatst geraadpleegd op 21 oktober 2020.
26 'Listed Buildings Identification and Extent', Historic England, https://historicengland.org.uk/advice/hpg/has/listed-buildings/#(1), laatst geraadpleegd op 21 oktober 2020.
27 Antonia Layard, 'Edward Colston: listing controversy', University of Bristol Law School Blog, https://legalresearch.blogs.bris.ac.uk/2020/06/edward-colston-listing-controversy/, laatst geraadpleegd op 21 oktober 2020; ‘Statue of Edward Colston’, Historic England, https://historicengland.org.uk/listing/the-list/list-entry/1202137, laatst geraadpleegd op 21 oktober 2020.
28 Laurajane Smith, Uses of heritage (Londen en New York 2006) 11.
29 Tristan Cork, 'How the city failed to remove Edward Colston's statue for years', Bristol Live, 10 juni 2020. https://www.bristolpost.co.uk/news/bristol-news/how-city-failed-remove-edward-4211771