null Hebben wij een plek voor de verwarde mens?

CW_MartjeAanDeKerk_VerwardeMens_18491_head_large.jpg

Hebben wij een plek voor de verwarde mens?

Verwarde personen zijn van alle tijden. In de 17een 18e eeuw werden deze mensen krankzinnig genoemd. Deze term klinkt weliswaar veel heftiger, maar de beschrijvingen uit die tijd lijken veel op de verwarde mensen van nu. Martje aan de Kerk, cultuurhistoricus, deed er onderzoek naar. 'Het waren ook toen mensen die niet voor zichzelf konden zorgen, overlast veroorzaakten en soms een gevaar vormden voor zichzelf of anderen. De problematiek is niet veranderd. Maar de samenleving wel.' Hoe vinden we een plek voor verwarde mensen in onze snelle, individualistische maatschappij?

Meer kennis, minder acceptatie

'We weten meer over mentale ziektes. Toch betekent dat niet dat we ook meer begrip hebben voor mensen die ermee kampen. Wie een denkbeeld heeft waarin de wereld maakbaar is, accepteert geen gevaar vanuit een verward persoon. We willen een veilige leefomgeving, een stad waar je geen gevaar loopt dat iemand met een mes gaat staan zwaaien. We wonen dichter op elkaar, maar kennen elkaar minder goed. Als je je buurman pas ziet wanneer hij verward gedrag laat zien, kun je dat niet plaatsen in een bredere context. Dat leidt meestal tot minder tolerantie. Dus kijken we al snel naar professionals vanuit de zorg en de overheid voor een oplossing.'

Een andere norm

'In de 17e eeuw was het niet opmerkelijk als een 'onnozele' broer of zus thuis bleef wonen. Familieleden namen de zorgtaken op zich en kregen daarbij hulp van buren, vrienden of vanuit de kerk. Een arts werd er zeker niet altijd bij betrokken. Nu accepteren we minder dat mensen van de norm afwijken. En de zorg voor verwarde personen is veel professioneler geworden. Bij mentale problemen is het inmiddels de norm om hulp te zoeken. Je wordt al snel patiënt met een diagnose en een zorgplan. Vanaf dan komt een deel van de verantwoordelijkheid ook bij de medische hulpverleners te liggen. In de 19e en 20e eeuw werd die verantwoordelijkheid steeds meer uitbesteed aan grote instituten.

Terug in de maatschappij

'Vanaf 1960 kwam er steeds meer kritiek op grote instellingen. De schaalvergroting was doorgeslagen, er was te weinig aandacht voor het individu. Een tijdelijke plaats buiten de maatschappij moest weer een laatste redmiddel worden. Op verzoek van familieleden en professionals sloeg de grootschalige opvang van verwarde personen een andere weg in. Beleid richtte zich op ambulante zorg, zorg buiten een instelling. De rol van familie en de patiënt nam weer toe. Wetgeving verankert inmiddels die grotere rol en het beslisrecht dat ermee gepaard gaat. Maar is daarmee de plek voor verwarde mensen ook bepaald en gerealiseerd? Als je de kranten volgt, moet je concluderen van niet.'

Wensdenken

Wanneer een naaste kampt met psychische problemen, wil je helpen. Dat geldt nu en gold ook in de 17een 18e eeuw. Mensen werden alleen opgevangen in dolhuizen als het echt niet anders kon. Men werd vaak lange tijd thuis verzorgd door de familie en een groot sociaal netwerk. Nu zijn we vaak aangewezen op een klein gezin. Zorg voor een verwarde naaste is hierdoor moeilijk te verdelen. En naast het verlenen van mantelzorg moeten we in de huidige maatschappij nog zoveel meer. Het is dan niet haalbaar de zorg voor verwarde personen helemaal aan de familie over te laten. Een schil aan zorgverleners is nodig. Maar juist daar is een toenemend tekort aan. Dat geeft wrijving.'

Het dilemma

Wie naast iemand woont die overlast of zelfs angst veroorzaakt, is diegene liever kwijt dan rijk. Maar wie iemand lief heeft die verward is, gunt diegene een fijne plek in onze maatschappij. Hoe laten we het menselijke aspect de boventoon voeren in zowel discussie als beleid? En kan een kijkje in de geschiedenis daarbij helpen?