Hoofdstuk 2: Over de mogelijkheid en noodzakelijkheid van een concept

Introductie

Voor duurzame ontwikkeling moeten ecologische, economische en sociaal-culturele aspecten voortdurend in onderlinge samenhang worden beschouwd en dient tevens rekening te worden gehouden met zowel het 'hier en nu' als 'elders en later'. Dat is de boodschap die niet ter discussie lijkt te staan. Maar wanneer is er sprake van duurzame ontwikkeling? Wie bepaalt dat en op grond van welke maatstaven?

In dit hoofdstuk wordt duurzame ontwikkeling allereerst getypeerd als een normatief, subjectief, complex en vaag concept (paragraaf 1). Daarna worden drie verschillende benaderingen besproken waarmee gepoogd wordt duurzame ontwikkeling te operationaliseren voor overheid en samenleving. Aan bod komen de 'duurzaamheidsnormen' van Heuting en Reijnders, de 'driekapitalenbenadering' van ICIS en Telos, en de 'duurzaamheidsverkenning' van het RIVM (paragraaf 2). Daarna worden de verschillende benaderingen nader beschouwd op de aspecten normatief, subjectief, complex, en vaag. Het blijkt dat de benaderingen op verschillende manieren omgaan met deze lastige kenmerken van duurzame ontwikkeling en mede hierdoor tot uiteenlopende operationaliseringen komen (paragraaf 3). Bij de operationalisering van duurzame ontwikkeling lijkt de discussie zich steeds weer toe te spitsen op de vraag of het concept in zijn brede betekenis behoort te worden nagestreefd (een evenwichtige ontwikkeling op ecologisch, economisch en sociaal-cultureel vlak), of dat het wellicht beter is om ecologische duurzaamheid voorop te stellen en als kader voor economische en sociaal-culturele ontwikkelingen te hanteren (paragraaf 4). Het hoofdstuk wordt afgesloten met de ‘duurzaamheidskubus' waarin de ruimtelijke en temporele dimensie centraal staan. De kubus maakt inzichtelijk dat duurzaamheidsvraagstukken vaak uiterst lastige afwegingskwesties zijn (appendix).

Leerdoelen

Na bestudering van dit hoofdstuk dient u in staat te zijn

  • uit te leggen wat bedoeld wordt met het normatieve, subjectieve, complexe en vage karakter van het concept duurzame ontwikkeling
  • een korte omschrijving te geven van de 'duurzaamheidsnormen' van Hueting en Reijnders, en het 'duurzaam nationaal inkomen' volgens Hueting
  • een korte omschrijving te geven van de 'driekapitalenbenadering' van ICIS en Telos
  • een korte omschrijving te geven van de 'duurzaamheidsverkenning' van het RIVM
  • uiteen te zetten wat de belangrijkste verschillen tussen de benaderingen van Hueting en Reijnders, ICIS en Telos, en RIVM zijn, en hoe die te verklaren zijn
  • uit te leggen wat wordt bedoeld met 'sterke' en 'zwakke' duurzaamheid, en het 'smalle' en 'brede' duurzaamheidsbegrip
  • de stelling 'duurzame ontwikkelingsvraagstukken zijn wel beslisbaar, maar niet oplosbaar' toe te lichten
  • de volgende begrippen te omschrijven: normatief, subjectief, operationaliseren, inter- en intragenerationele solidariteit, milieufuncties, substitutie.

Verdere inhoud van hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2 bestaat uit

  • een leerkern. Hierin staan de leerstof en de opgaven;
  • uitwerkingen van de opgaven in de leerkern;
  • een appendix. Hierin staat de duurzaamheidskubus beschreven. Vanuit de leerkern wordt hiernaar verwezen.