Hoofdstuk 1, opgave 1.7

a. Duurzame ontwikkeling is niet een objectief te bepalen einddoel, maar een maatschappelijk veranderingsproces richting een ander type samenleving. Als behartiger van het algemeen belang draagt de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid om hieraan richting te geven. In een democratisch systeem maken overheden afwegingen tussen verschillende in het geding zijnde waarden. Door alle belanghebbenden uit de samenleving direct te laten participeren in beleids- en besluitvormingsprocessen kunnen op basis van de gemeenschappelijk gedeelde waarden normen (indicatoren) worden opgesteld. Normen die een indicatie geven voor de (on)duurzaamheid van een bepaalde situatie of ontwikkeling en daarmee of er een bijdrage wordt geleverd aan (het streven naar) duurzame ontwikkeling.

b. Voorbeelden van indicatoren voor de verschillende dimensies waarin duurzame ontwikkeling gestalte moet krijgen:
– Ecologische dimensie: areaal bos en natuur, aandeel duurzame energie, emissie van broeikasgassen, ruimtebeslag, enzovoorts.
– Economische dimensie: inkomensverdeling, werkloosheid, arbeidsongeschikten, staatsschuld, enzovoorts.
– Sociaal-culturele dimensie: levensverwachting, vrijwilligerswerk, criminaliteit, opleidingsniveau bevolking, enzovoorts

c. Afhankelijk van de voorbeelden die u heeft bedacht zal de normstelling soms op een hoog aggregatieniveau liggen en uit meerdere componenten bestaan, terwijl in andere gevallen de normstelling zeer concreet kan zijn. De bruikbaarheid van 'duurzaamheidsindicatoren' door overheid en samenleving is afhankelijk van de mate waarin de indicator daadwerkelijk te beïnvloeden is door overheid en samenleving (geen autonome processen) en de wijze waarop rekening is gehouden met de andere dimensies van duurzame ontwikkeling waarmee wellicht relaties bestaan.