Hoofdstuk 2, opgave 2.3

Telos hanteerde bij deze eis de volgende indicatoren: 

(1) vogelstand,
(2) oppervlak straatbomen,
(3) oeverkwaliteit,
(4) waterkwaliteit: doorzicht,
(5) ecologisch groen,
(6) dichtheid van dagvlinders,
(7) aantal plantensoorten.

Met als streefwaarden:
(1) 125% van de hoogste dichtheid gevonden in andere steden,
(2) oppervlak steenmilieu voor 100% bedekt door bladoppervlak straatbomen,
(3) oeveroppervlak voor 100% onbeschoeid, natuurlijk begroeid en ecologisch beheerd,
(4) doorzicht is 1 meter,
(5) 100% van groenareaal ecologisch beheerd,
(6) geen referentiewaarde beschikbaar, aanname: 300% van huidige dichtheid
(7) geen referentiewaarde beschikbaar, niet meegewogen.

Ook bij de vaststelling van indicatoren en streefwaarden voor een ecologische voorraad als 'natuur' zijn subjectieve en arbitraire keuzes onvermijdelijk. Deels omdat aannames moeten worden gedaan bij gebrek aan referentiewaarden. Deels omdat het aantal indicatoren om praktische redenen beperkt moet blijven (bijvoorbeeld niet kijken naar zoogdieren of spinnen, of naar particulier groen). En ten slotte, omdat er geen wetenschappelijk kader is op grond waarvan de gekozen indicatoren kunnen worden gewogen bij de uiteindelijk aggregatie tot één indexwaarde voor de voorraad natuur, is aan alle zes indicatoren een gelijk gewicht toegekend.