null Promotie: Rechtsfiguren in ontwikkeling beïnvloeden houding van rechter

RW_Promotie_LindaSpronck_20545_head_large.jpg
Promotie: Rechtsfiguren in ontwikkeling beïnvloeden houding van rechter
Het civiele recht bevat diverse (tijds)beperkingen. Een voorbeeld is de verjaringstermijn. De laatste jaren verandert er veel op dit vlak. Denk maar aan het doorbreken van de verjaringstermijn voor asbestgerelateerde ziekten. Voor Linda Spronck was dat de aanleiding om haar promotieonderzoek hier aan te wijden. Welke rol spelen redelijkheid en billijkheid? En wat betekent het voor de rol van de rechter? Op 2 december 2022 verdedigde zij haar proefschrift bij de Open Universiteit in Heerlen.

Redelijkheid, billijkheid en de houding van de rechter

Het civiele recht bevat diverse (tijds)beperkingen die een partij kunnen beletten om een aanspraak geldend te maken. Linda Spronck bestudeerde de Nederlandse regeling van de extinctieve verjaring, verval, rechtsverwerking en twee klachtplichten uit het Burgerlijk Wetboek. In het bijzonder onderzocht zij hoe de maatstaven van redelijkheid en billijkheid doorwerken op deze rechtsfiguren en op de houding van de rechter die ze moet toepassen.

Vergelijking met Zwitsers recht

De afgelopen jaren zijn de genoemde rechtsfiguren, met name de extinctieve verjaring en de klachtplicht, enorm in beweging. Die ontwikkelingen vormden de aanleiding voor Sproncks actuele analyse van de Nederlandse regelgeving rondom deze rechtsfiguren. Maar ze maakte ook een vergelijking met de Zwitserse regelgeving en dat heeft geleid tot vernieuwende gezichtspunten. Zo hebben de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het Nederlands recht meer invloed op de extinctieve verjaring dan hun Zwitserse evenknie naar Zwitsers recht. Ook blijkt de Zwitserse klachtplicht schuldenaars- en verkopersvriendelijker dan de Nederlandse.

Bestudeerde rechtsfiguren onderhevig aan maatschappelijke veranderingen

De extinctieve verjaring, verval, rechtsverwerking en de klachtplicht zijn varianten van (tijds)beperkingen die zich kunnen voordoen bij het inroepen van aanspraken. Dat wil zeggen dat een schuldeiser de mogelijkheid verliest om zijn vordering te gelde te maken als zijn schuldenaar zich kan verweren met een beroep op een van deze rechtsfiguren. Een dogmatisch onderscheid tussen de rechtsfiguren valt niet altijd te maken. Hun onderlinge verhouding kenmerkt zich veeleer als een spectrum met aan de uitersten de extinctieve verjaring en rechtsverwerking. Daartussen bevinden zich verval en de klachtplicht.

Doorbreken verjaringstermijn

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de extinctieve verjaring, verval, rechtsverwerking en de klachtplicht in eerste instantie vooral de rechtszekerheid dienden. Ze waarborgden namelijk dat een vorderingsrecht maar gedurende een bepaalde tijd geldend kon worden gemaakt. In de loop der tijd zijn de maatstaven van redelijkheid en billijkheid deze rechtsfiguren echter steeds meer gaan beïnvloeden. Zoals bij de doorbreking van verjaringstermijnen, bijvoorbeeld in gevallen van asbestgerelateerde ziekten en historisch onrecht.

De houding van de rechter

Dat de rechtsfiguren in ontwikkeling en aan maatschappelijke veranderingen onderhevig zijn, beïnvloedt ook de rol en de houding van de rechter die er in een procedure mee te maken krijgt. Hij moet een afweging maken tussen wat de openbare orde van hem vraagt (ingrijpen om het proces en/of partijen te dienen) en het belang van partijautonomie (de vrijheid van partijen om in civiele procedures de reikwijdte van het geschil zelf af te bakenen en daarover te procederen zoals zij dat zelf willen).

Het onderzoek geeft inzicht in de juridische en maatschappelijke functie van de besproken rechtsfiguren. Nu schuldenaren/verkopers zich steeds vaker beroepen op de klachtplicht, blijkt de huidige - standaard - subjectieve verjaringstermijn van vijf jaar in de praktijk te lang. Tegen de tijd dat verjaring kan intreden, heeft de klachtplicht immers al voor een rechtsverlies gezorgd. Dat maakt dat die verjaringstermijn niet (langer) onmisbaar is in ons huidige BW.

Linda Spronck (Maastricht, 1987), is coördinerend specialistisch beleidsadviseur bij het ministerie van Financiën. Op vrijdag 2 december 2022 om 16.00 uur verdedigde zij aan de Open Universiteit in Heerlen haar proefschrift met als titel 'Grondslagen van de extinctieve verjaring, verval, rechtsverwerking en de klachtplicht in rechtsvergelijkend perspectief'. Haar promotores zijn prof. mr. Madeleine van Rossum, Open Universiteit en prof. mr. Jac Rinkes, Open Universiteit. De opnames van de verdediging komen binnenkort beschikbaar.