null De redding van de euro

RW_Webcolumn_Sap_head_large.jpg

De redding van de euro

Webcolumn Rechtswetenschappen - door Jan Willem Sap - april 2017

Op 1 januari 2002 is de euro ingevoerd, maar zal de euro het volhouden? Het is een relevante vraag omdat de Economische en Monetaire Unie (EMU) zit opgezadeld met een ingebakken probleem. Ondanks de naam is de EMU geen economische unie. Er is geen gemeenschappelijke visie en er is te weinig solidariteit. Bij het Verdrag van Maastricht (1992) is een structuur geschapen die niet klopt. Instellingen en regels schieten tekort als men één geïntegreerde kapitaalmarkt wil realiseren. Dat vereist namelijk een sterke coördinatie van het economisch en financieel beleid van de lidstaten. De economische ‘governance’ is onvoldoende. Het gebrek aan discipline kwam naar voren in de buitensporige tekorten in diverse lidstaten in de periode 2003-2005, die met de mantel der liefde werden bedekt. De intergouvernementele procedures werkten niet. De financiële crisis van 2008 en verder legde de zwakte van het systeem bloot. In 2010 hadden vrijwel alle lidstaten een buitensporig tekort. De situatie in Griekenland bracht de stabiliteit van de eurozone als geheel in gevaar.

Onrust

In mei 2010 kwam er een ondersteuningsprogramma en een pakket van maatregelen. Griekenland werd onder curatele gesteld. Ook kwam er een steunfonds en een vangnet. Toch is men in Zuid-Europa de Europese Unie steeds meer gaan haten vanwege de toenemende schuld, opgelegde bezuinigingen, het uitkleden van de overheid en een hoge werkloosheid. De lidstaten in Noord-Europa zijn ook niet blij omdat ze steeds onder druk worden gezet om geld te geven aan onder meer de Grieken. Dat is koren op de molen van het nationalistische populisme. Ook in Frankrijk is herstel van financiële soevereiniteit een issue. Daarnaast is er jaloezie. Mede vanwege de lage lonen en de relatief lage euro ten opzichte van andere belangrijke munten in de wereld, veroorzaakt door de zwakke broeders in het zuiden, blijkt Duitsland meer dan succesvol te kunnen exporteren. Met een enorm handelsoverschot is Duitsland de winnaar van de eurozone geworden.

Op zich is de invoering van de euro goed te verdedigen. Ondernemers en reizigers hebben geen last meer van omwisselingen en vertragingen. Investeerders hebben zekerheid over de waarde van investeringen op de lange termijn. Voor consumenten is inzake de prijzen meer transparantie. Maar staten in de eurozone zijn wel een instrument van economisch beleid kwijtgeraakt. De bedenkers van het Verdrag van Maastricht hebben onvoldoende besef gehad van de grote verschillen tussen de lidstaten in de eurozone. Zwakke lidstaten zijn te vroeg ingelijfd. Er was geen sprake van de noodzakelijke politieke unie ter coördinatie van de economische politiek van de lidstaten. Een goede controle op elkaars begrotingen ontbrak. Het ingebakken probleem van de EMU is dat de verantwoordelijkheid voor de economie bij de nationale regeringen is blijven liggen. Door dit gebrek kan op Europees niveau niet daadkrachtig worden opgetreden in crisissituaties. Mede om die reden wilde het Verenigd Koningrijk ook niet meedoen aan de euro. De banken in de City konden weliswaar profiteren van ‘beperkte’ regelgeving (deregulering), maar Brexit is zeker bevorderd door gemaakte fouten in de eurozone.

Dat Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland opeens geen geld meer hadden, toont aan dat de EMU niet heeft geleid tot een Europese sociale welvaartsstaat, tot echte Europese solidariteit. De werking van de vrije markt blijkt, ondanks neoliberale dromen, niet vanzelf te leiden tot een rechtvaardig evenwicht. Er moest hard worden ingegrepen om te voorkomen dat Griekenland zou afglijden naar chaos. Bij niets doen was Griekenland failliet gegaan. Dat had de hele eurozone, Europa en het vrije Westen bedreigd. Naast het geven van steun heeft de ‘trojka’ van ECB, IMF en Europese Commissie aan Griekenland hevige bezuinigingen opgelegd. In de hersteloperatie leken de regeringen van de noordelijke lidstaten de eigen investeringen veilig te stellen boven het dienen van de belangen van de Griekse burgers.

Omdat de Grieken door de euro niet konden devalueren, is een populair alternatief om Griekenland maar uit de eurozone te zetten. Een terugkeer naar de ‘drachme’ zou devaluatie mogelijk maken. Dan worden Griekse producten goedkoper en zou de Griekse economie zich kunnen herstellen. Griekenland uit de eurozone stoten is juridisch buitengewoon lastig, het vereist verdragswijzigingen. Bovendien zou bij de terugkeer naar de drachme de Griekse schuld in euro’s zeker verdubbelen.

Politieke en economische eenheid

We kunnen niet blijven doormodderen. Terwijl Duitsland met de lage lonen en prijzen een steeds groter handelsoverschot krijgt, worden de zuidelijke lidstaten in ruil voor steun gedwongen hun economische soevereiniteit over te dragen. De dominantie van de wil van banken en ministers van Financiën leidt tot democratische tekorten. Als de bezuinigingen landen dieper in de recessie drukken, als de Unie steeds verder verdeeld raakt, dan zal voor sommige lidstaten de euro onhoudbaar worden. De huidige werkloosheid in de zuidelijke lidstaten is al onaanvaardbaar, een gigantische verspilling van menselijke talent. De Europese Centrale Bank dient meer in te zetten op groei, stabiliteit en het bestrijden van de werkloosheid.

Als men de euro wil redden zal de Europese Unie een echte keuze moeten maken. Die keuze is het kiezen voor een sterkere politieke en economische eenheid op Europees niveau, kortom een verder geïntegreerd Europa in de richting van een soort Verenigde Staten van Europa. Het huidige Werkingsverdrag geeft geen rechtsgrondslag voor een door de Raad opgesteld uniform economisch beleid voor de hele Europese Unie. De artikelen 120-126 VWEU bieden slechts een systeem van coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten. Op dit moment bedraagt de EU-begroting slechts 1 procent van het totale bbp. Ter vergelijking is op het Amerikaanse federale niveau 20 procent van het totale bbp beschikbaar om bij te springen in tijden van crisis. De huidige situatie dat de Unie steeds bij de lidstaten moet gaan bedelen om geld is politiek onverkoopbaar geworden naar de burgers. Als de noodzakelijke politieke unie er niet komt, zal de roep om een flexibele euro gaan toenemen, bijvoorbeeld een ‘nordeuro’ voor de noordelijke lidstaten en een ‘sudeuro’ voor de zuidelijke lidstaten. Maar dan valt het schip van de eurozone uit elkaar.

De Europese Unie kan zich niet veroorloven dat het draagvlak voor het Europese vredesproject wordt ondermijnd door een toenemende ongelijkheid tussen de lidstaten. Een monetaire unie kan niet functioneren zonder een economische en politieke unie als basis. In zijn boek De euro. Hoe de gemeenschappelijke munt de toekomst van Europa bedreigt (2016) noemt Joseph E. Stiglitz onder meer de volgende reddingsvoorwaarden voor de euro: een krachtig optreden van overheden ter realisering van volledige werkgelegenheid in alle landen van de eurozone, een bankenunie om te voorkomen dat het geld wegvloeit van arm naar rijk, schuldendeling, betere begrotingsregels en een solidariteitsfonds voor stabilisatie, inclusief een leningenstelsel voor kleine en middelgrote bedrijven naar Amerikaans voorbeeld.

Prof. dr. J.W. Sap is hoogleraar Europees recht aan de Open Universiteit en universitair hoofddocent Europees recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Heerlen, 26 april 2017



Meer webcolumns