Bevolkingskrimp en het beroep op onvoorziene omstandigheden
Op 13 oktober 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2615) heeft de Hoge Raad een interessante uitspraak gewezen met betrekking tot bevolkingskrimp en het beroep op onvoorziene omstandigheden. Het ging hier kortgezegd om het volgende. De Gemeente Bronckhorst in de Achterhoek en twee projectontwikkelaars gaan een overeenkomst aan betreffende de bouw van een aantal nieuwbouwwoningen. Op een bepaald moment ziet de gemeente zich genoodzaakt het woningbouwproject af te blazen wegens bevolkingskrimp in de regio. De projectontwikkelaars houden de Gemeente vervolgens aansprakelijk en vorderen schadevergoeding. De gemeente beroept zich echter op onvoorziene omstandigheden daartoe aanvoerend dat de bevolkingskrimp en de consequenties daarvan voor het woningbouwproject onvoorzien waren, wat door de projectontwikkelaars wordt betwist. Het beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt in casu niet.
Dit is een actueel probleem. In situaties van economische onzekerheid en sociale instabiliteit, waarvan partijen de impact vaak niet kunnen overzien, kan het onder omstandigheden onrechtvaardig zijn dat een overeenkomst onverkort moet worden nagekomen.
Onvoorziene omstandigheden
Hoewel het uitgangspunt van het Nederlandse contractenrecht is dat gemaakte afspraken moeten worden nagekomen (pacta sunt servanda), is de nakoming van gemaakte afspraken niet altijd vereist. Zo geeft art. 6:258 BW bijv. de mogelijkheid om een overeenkomst open te breken op grond van onvoorziene omstandigheden. De rechter kan, als een partij zich succesvol op deze bepaling beroept, de overeenkomst wijzigen of geheel of gedeeltelijk ontbinden met terugwerkende kracht. Het begrip onvoorziene omstandigheden moet worden opgevat als niet in de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend verdisconteerde omstandigheden. Dit is een kwestie van uitleg.
Over wat voor soort omstandigheden spreken we dan in de praktijk? De wetgever noemt als illustratie een oorlog. Tot die uitzonderlijke situaties beperkt het leerstuk zich evenwel zeker niet. In de rechtspraak zijn legio voorbeelden te vinden wat een beroep op onvoorziene omstandigheden kan inhouden. In de literatuur worden wel wijzigingen in wet - en regelgeving, uitzonderlijke economische ontwikkelingen, zoals een kredietcrisis, ongewenste en onverwachte gevolgen van de overeenkomst, technische ontwikkelingen (o.m. P.S. Bakker & J.W. de Groot, 'Onvoorziene omstandigheden: de stand van zaken', WPNR 2009/6797) genoemd.
Het beroep op onvoorziene omstandigheden wordt door de rechter met terughoudendheid gehanteerd (HR 20 februari 1998, ECLI: NL: HR 1998:ZC 2587).
Advies
Een mogelijkheid die wel wordt genoemd om problemen als hierboven omschreven tegen te gaan, is door de omstandigheden expliciet te benoemen en aan te geven, dat wanneer die uitdrukkelijk omschreven omstandigheden zich manifesteren, partijen met elkaar zullen onderhandelen. De strekking van zo’n onderhandelingsplicht is echter beperkt.
Een andere oplossing kan de 'material adverse change clausule' zijn. Uitgangspunt is dat partijen de eventuele doemscenario’s onderkennen en dan met elkaar tot een passende oplossing komen: de onvoorziene omstandigheden worden zo buiten spel gezet door een contractuele regeling, waarvan nakoming kan worden gevorderd (J.H.M.Spanjaard, 'Verwacht altijd het onverwachte', Contracteren, 2018,1).
* Prof. mr. M.M. van Rossum is hoogleraar Theorie en Praktijk van het (internationaal) Contracteren aan Open Universiteit en docent Vermogensrecht aan de Tilburg University.
Meer webcolumns