Een kleuterruzie in de zandbak
Op het eerste gezicht was het een eenvoudige zaak. De ene partij had van de andere een bedrag van € 675,- te vorderen, waartegenover stond dat hij aan de andere goederen moest afgeven. Het geschil daarover werd door de rechter beslecht. Beide partijen moesten hun verplichting nakomen. 'Einde oefening' zou u denken, maar dat was buiten deze partijen gerekend. Gesteund door hun advocaten besloten zij - in plaats van uitvoering te geven aan het vonnis - over en weer tot betekening over te gaan, eigenbeslag te leggen en vervolgens ook nog een kort geding te voeren. Dit alles gebeurde op kosten van de gemeenschap, want beide partijen procedeerden op basis van een toevoeging.
De voorzieningenrechter in de Rechtbank Overijssel (Rechtbank Overijssel 29 november 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2966) had er weinig begrip voor. Als partijen deze procedure zelf hadden moeten betalen, was het nooit zover gekomen, aldus de voorzieningenrechter, die vervolgens overwoog:
'Uitgerekend in een periode waarin (serieuze) advocaten en anderen aandacht vragen voor voorgenomen bezuinigingen op door de overheid gefinancierde rechtshulp ontzien de partijen in dit geding en hun advocaten zich niet duizenden euro's aan toevoegingsgelden en uren tijd van instanties die die tijd en energie beter kunnen besteden, te verspillen aan een 'geschil' dat het niveau heeft van een kleuterruzie in de zandbak. Zij geven daarmee ook voeding aan (onjuiste) standpunten dat toevoegingsgelden vaak worden gebruikt voor onzinnige procedures die niet zouden worden gevoerd indien het toevoegingsstelsel niet bestond. Partijen en in ieder geval hun advocaten moeten zich doodschamen om over dit soort trivialiteiten twee gerechtelijke procedures te voeren.'
Eindelijk een rechter die zegt wat velen al dachten. Natuurlijk is het zo dat het belang van een procedure niet altijd aan een op geld waardeerbaar belang is af te meten, zoals deze rechter eveneens overwoog. Feit blijft - en iedere rechtsbijstandsverlener (omwille van de eenvoud noem ik hierna alleen nog de advocaat) zal dit herkennen - dat bepaalde partijen vaak geen rem kennen als het gaat om het leggen van tijdsbeslag op hun advocaat en het voeren van procedures. Dat geldt voor zowel partijen die in aanmerking komen voor een toevoeging als partijen wier kosten vergoed worden door een rechtsbijstandsverzekering. Er wordt ongebreideld gebeld, gemaild en zo mogelijk ook geprocedeerd. De advocaat heeft dan de - vaak ondankbare - taak om zijn cliënten af te remmen.
Dit afremmen lukt meestal wel in zaken waarin de cliënt wel zelf dient te betalen en het geldelijk belang gering is. In Nederland is het immers bijna niet mogelijk om voor een gering geldelijk belang (ruwweg: onder de € 10.000,-) kostendekkend met bijstand van een advocaat te procederen. De advocaatkosten (die ook bij volledige winst slechts voor een klein deel worden vergoed) en het aan iedere procedure inherent verbonden risico leiden ertoe dat iedere zichzelf respecterende advocaat het procederen over zodanig lage bedragen ontraadt. Bij cliënten die zelf betalen heeft hij een financieel argument: 'het gaat u hoe dan ook veel geld kosten, zelfs als u wint' en een stress-argument: 'u zult nog geruime tijd in de stress zitten'. Als beide partijen zich dit realiseren, komt er meestal wel een schikking tot stand.
Dat is anders bij cliënten die verzekerd zijn voor rechtsbijstand of op toevoeging procederen. Daar heeft de advocaat eigenlijk alleen het stress-argument en een bijkomend fatsoensargument: 'we kunnen het niet maken voor deze kleine zaak zoveel kosten te maken voor andermans rekening'. Cliënten zijn van dit fatsoensargument zelden onder de indruk. Ze betalen immers belasting c.q. premies en 'hebben er recht op'.
Wellicht zou een 'small claims court', voor zaken met een gering financieel belang, waar partijen zelf zonder al te veel formaliteiten en zonder raadsman kunnen (moeten?) verschijnen voor een rechter die niet lijdelijk is, een deel van deze zaken kunnen opvangen: een soort 'Judge Judy' die onbetwist heerst en beschikt in haar rechtszaal.
Zolang geschillenbeslechting in kleine zaken niet eenvoudiger en toegankelijker is geregeld, heeft de advocaat de taak om zelf een grens te trekken. Als monopolistisch rechtsbijstandverlener controleert hij de toegang tot de rechter en de daarmee gepaard gaande kosten. Dat is een belangrijke taak die niet licht mag worden opgevat. Met het procedeermonopolie komt verantwoordelijkheid mee.
*prof. mr. R.F.H. Mertens is bijzonder hoogleraar aan de Open Universiteit en advocaat te Maastricht.
Meer webcolumns