Geblok en gemok over 'en bloc'
Stelt u zich de volgende situatie voor. U maakt deel uit van een hockeywedstrijd en u speelt een spannende wedstrijd tegen een goede tegenstander. De tegenstander kent één grote zwakte: het team is slecht gewapend tegen strafcorners. Het team staat daardoor na 10 minuten wedstrijd al achter met 2-0. Dan wordt de wedstrijd stilgelegd. De aanvoerder van de tegenpartij komt met een overeenkomst aan die u als aanvoerder van uw team voor de wedstrijd ongezien snel heeft getekend. In de overeenkomst staat dat de tegenpartij eenzijdig - dus zonder toestemming van uw team - de spelregels mag wijzigen met dien verstande dat uw team wel de mogelijkheid heeft de wedstrijd te beëindigen als u zich niet in de wijziging kan vinden. Uw tegenstander beroept zich op de bovenstaande bevoegdheid en schrapt de strafcornerregel.
Is dit een extreem verhaal? Zeker niet. Een dergelijke eenzijdige bevoegdheid is als standaardbevoegdheid van verzekeraars vastgelegd in verzekeringsvoorwaarden. Dit beding wordt en bloc clausule genoemd. De clausule houdt in dat een verzekeraar de bevoegdheid heeft voor alle of een bepaalde groep verzekerden eenzijdig de premie en/of de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden ten nadele van de verzekerden te wijzigen. Art. 7:940 lid 4 BW staat het verzekeraars toe in hun verzekeringsvoorwaarden een en bloc clausule op te nemen voor zover verzekeringsnemers bij een wijziging ten nadele de mogelijkheid hebben de verzekeringsovereenkomst te beëindigen.
Naar mijn mening staat de onderhavige wijzigingsbevoegdheid haaks op de aard van de verzekeringsovereenkomst, te weten het overnemen van een risico door de verzekeraar. De onderhavige bevoegdheid van de verzekeraar maakt het mogelijk dat de verzekeraar tijdens de looptijd van de verzekeringsovereenkomst het risico (gedeeltelijk) weer retourneert aan de verzekerde. Dat laatste is nooit de bedoeling van de verzekerde geweest. Die dacht een risico te hebben overgedragen voor de duur van de verzekeringsovereenkomst maar dat blijkt nu (gedeeltelijk) een schijnzekerheid te zijn geweest.
Recentelijk heeft de Rechtbank Amsterdam - Rechtbank Amsterdam (vzr.) 30 oktober 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:7138 - de en bloc-clausule met een beroep op de aard van de verzekeringsovereenkomst min of meer buiten spel gezet. Ondanks art. 7:940 lid 4 BW acht de rechtbank een beroep op de en bloc clausule door een verzekeraar in beginsel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (art. 6:248 lid 2 BW). Dit is slechts in uitzonderlijke situaties anders. Dit laatste doet zich bijvoorbeeld voor als de verzekeraar kan aantonen dat hij ‘omvalt' als de en bloc wijziging niet mag worden doorgevoerd.
Met deze uitspraak lijkt art. 7:940 lid 4 BW een ‘dode letter' te zijn geworden: de onderhavige wetsbepaling staat weliswaar het gebruik van en bloc-clausules door verzekeraars toe maar de - in ieder geval Amsterdamse - rechter blokkeert in de praktijk het gebruik van dergelijke clausules.
* Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse is bijzonder hoogleraar Handelsrecht en Verzekeringsrecht (JPR advocaten-leerstoel) aan de Open Universiteit.
Meer webcolumns