Grenfell tower en het recht op adequate huisvesting
Op 14 juni 2017 brak er in een van de woningen op de benedenverdieping van de Grenfell tower een brand uit die zich via brandonveilige gevelbeplating verspreidde naar de andere verdiepingen. Uiteindelijk verloren naar schatting 80 mensen het leven bij deze tragedie, maar het exacte aantal slachtoffers zal pas volgend jaar bekend worden. Voordat deze brand uitbrak op 14 juni 2017, hadden de bewoners en de actiegroep Grenfell Action Group hun bezorgdheid uitgesproken over de veiligheid van de bewoners in dit flatgebouw. Zo waarschuwde de organisatie de lokale autoriteiten in november al dat het gebruikte materiaal niet veilig was en dat de veiligheidsmaatregelen en -instructies in het geval van nood niet voldoende waren. Zij vreesden voor een rampscenario in geval van brand.
Recht op huisvesting ruimer interpreteren
Deze waarschuwingen werden genegeerd met het resultaat dat het rampscenario zich daadwerkelijk voltrok op de bewuste junidag. Het nalaten om maatregelen te nemen die de veiligheid van de bewoners konden garanderen zou beschouwd kunnen worden als een schending van het recht op huisvesting dat te vinden is in art. 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en art. 11 Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR). De laatste verdragsbepaling stelt: “dat de Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van een ieder op een behoorlijke levensstandaard voor zichzelf en zijn gezin, daarbij inbegrepen toereikende voeding, kleding en huisvesting, en op steeds betere levensomstandigheden. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag nemen passende maatregelen om de verwezenlijking van dit recht te verzekeren, daarbij het essentieel belang erkennende van vrijwillige internationale samenwerking.” Volgens het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele rechten dient het recht op huisvesting ruim geïnterpreteerd te worden. Het mag niet alleen uitgelegd worden als zijnde het recht om een dak boven je hoofd te hebben, maar het betekent ook het recht om ergens te leven in veiligheid, vrede en waardigheid. Dit betekent dat er pas voldaan wordt aan deze verplichting wanneer individuen onder meer beschermd worden tegen gedwongen uitzettingen, tegen een arbitrale vernietiging van een woning, het recht van een individu om te kiezen waar hij of zij zich wil vestigen en het recht op huurbescherming. Ook houdt het recht op huisvesting in dat individuen recht hebben op een woning die de fysieke veiligheid van de bewoners garandeert en bescherming biedt tegen kou, hitte, regen, wind en andere bedreigingen voor de gezondheid.
Rol van de overheid
De overheid moet er zorg voor dragen dat dit recht gegarandeerd wordt. Economische, sociale en culturele rechten eisen een inspanning van de overheid; zij moet maatregelen nemen zodat burgers gebruik kunnen maken van gezondheidszorg of huisvesting. Dit volgt uit art. 2 IVESCR waar men in kan vinden dat de staat moet aantonen dat er passende maatregelen genomen zijn. Echter, deze inspanningsverplichting betekent niet dat de overheid aan haar verplichting hoeft te voldoen. Voldoende is dat de overheid aan kan tonen dat er maatregelen genomen worden. Bij de beoordeling of een staat voldoende meewerkt, mag er rekening gehouden worden met de financiële en logistieke middelen van bepaalde staten. Aan het Verenigd Koninkrijk kunnen andere eisen gesteld worden dan aan een staat met beperktere middelen. Als we naar Grenfell tower kijken dan zouden we kunnen stellen dat het ontbreken van wetgeving waarin eisen gesteld worden aan de materialen die voor hoogbouw gebruikt worden en het gebrek aan toezicht hierop een schending is van het recht op adequate huisvesting. Er werd immers nagelaten om maatregelen te nemen die de veiligheid van de bewoners garandeerden.
Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
Echter, dit recht is moeilijk afdwingbaar. Het recht op adequate huisvesting zoals neergelegd in art. 11 IVESCR kan niet ingeroepen worden voor de Britse rechter. Het Verenigd Koninkrijk heeft een dualistisch stelsel waardoor de burger pas beroep op een verdragsbepaling kan doen op het moment dat het omgezet is in nationale wetgeving. Dit recht is tot heden niet opgenomen in een Britse wet. Het ontbreekt zelfs in de ontwerp-Bill of Human Rights. Een individu kan derhalve geen beroep doen bij deze verdragsbepaling bij de Britse rechter. Maar ook in Nederland, dat een gematigd monistisch stelsel heeft, is het niet zeker of men zich rechtstreeks op deze bepaling kan beroepen. Eerst moet bepaald worden of de verdragsbepaling rechtstreekse werking heeft. Dit houdt in dat de inhoud van de regel voldoende duidelijk is om als objectief recht te functioneren. Mocht dit het geval zijn dan is er nog de mogelijkheid voor een individu om een klacht in te dienen bij het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele rechten. Echter, op dit moment zijn maar een beperkt aantal staten partij bij dit facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Nederland heeft het verdrag geratificeerd, maar is nog geen partij bij dit protocol. Het Verenigd Koninkrijk heeft dit document niet ondertekend. Dit betekent dat het voor de bewoners van de Grenfell tower bijna onmogelijk is om het recht op adequate huisvesting zoals opgenomen in art. 11 IVESCR af te dwingen. Dit is een tekortkoming van het huidige mensenrechtenstelsel waarin de soevereiniteit van de staten vooropstaat.
Wendy Guns
* Mr. dr. Wendy M. Guns LLM is universitair docent Internationaal recht aan de Open Universiteit.
Heerlen, 8 november 2017
Meer webcolumns