Zij-instromers in het mbo: hoe zorgen we dat ze blijven?
Ontwikkeling tot docent is geen vanzelfsprekend proces
Docenten die de overstap maken van het werkveld naar het onderwijs - ook wel second career teachers (SCT's) genoemd - zijn van grote waarde voor het middelbaar beroepsonderwijs. Ze brengen actuele vakkennis en praktijkervaring mee vanuit sectoren als techniek, zorg of ICT. Daarmee geven ze het onderwijs een belangrijke impuls. Toch blijkt de overstap naar het onderwijs in de praktijk vaak lastig. Veel van deze docenten staan al snel zelfstandig voor de klas, vaak zonder een afgeronde lerarenopleiding. Ze leren het vak van docent al doende en dat is intensief en soms overweldigend. Het onderzoek van Van Renselaar en De Bruijn laat zien dat deze docenten tijdens hun eerste jaren in het onderwijs vaak onvoldoende ondersteuning ervaren en dat heeft negatieve gevolgen voor hun ontwikkeling, motivatie en binding met het onderwijs.
Interviews met startende mbo-docenten
Van Renselaar en De Bruijn voerden het onderzoek uit in samenwerking met Patricia Brouwer en Mieke Koeslag Kreunen van Hogeschool Utrecht. Van Renselaar interviewde elf startende zij-instromers uit verschillende mbo-instellingen over hun ervaringen. De onderzoeker vroeg hoe zij hun professionele identiteit als docent ontwikkelen, hoe en waar zij leren, in hoeverre hun begeleiding is afgestemd op hun achtergrond, en of zij invloed hebben op de inrichting van hun inductieprogramma. Daaruit komt naar voren dat veel docenten pas het gevoel hebben echt docent te zijn als zij hun vakkennis weten te combineren met pedagogisch-didactische vaardigheden. Ze willen erkenning voor hun eerdere werkervaring, maar tegelijkertijd de ruimte om zich te ontwikkelen in hun nieuwe rol. Leren gebeurt vooral in de praktijk, maar dat gaat niet vanzelf: veel docenten missen structuur, reflectiemomenten of feedback en dat belemmert hun groei.
Te weinig begeleiding en inspraak
Een belangrijk knelpunt is dat de begeleiding vaak onvoldoende aansluit bij de specifieke situatie van zij-instromers. Standaardtrajecten doen geen recht aan hun achtergrond. Wanneer begeleiding wel op maat is - afgestemd op hun tempo, leerbehoeften en vragen - voelen docenten zich gesteund en ontwikkelen ze zich sneller. Ook inspraak in het eigen leertraject blijkt cruciaal. Docenten die konden meedenken over hun leerdoelen en de inrichting van het inductieprogramma, voelden zich serieuzer genomen en meer betrokken. De onderzoekers onderscheiden drie ervaringspatronen: docenten die worsteling en isolatie ervaren, docenten die erkenning en samenwerking zoeken maar nog structuur missen, en docenten die via co-creatie en maatwerk steeds meer zelfvertrouwen als docent opbouwen.
Meer ondersteuning tijdens inductie
De conclusie van het onderzoek is dat inductieprogramma's voor deze groep docenten te vaak nog onvoldoende zijn toegesneden op hun behoeften. Hun praktijkervaring is waardevol, maar succesvol docentschap vraagt meer dan vakkennis. Dat vraagt om een gerichte en persoonlijke benadering, waarin werkplekleren, maatwerkcoaching, erkenning van hun vakmanschap en ruimte voor eigenaarschap samenkomen. Alleen dan kunnen zij-instromers zich duurzaam ontwikkelen en behouden blijven voor het mbo.
Het artikel 'How do Second Career Teachers in Vocational Education Experience their Induction Period? An Interview Study' is gratis te lezen.