Zijn de grote levensvragen nog steeds zinvol?
De filosoof Schopenhauer omschreef de mens eens als een 'animal metaphysicum', omdat we een bijna natuurlijke behoefte hebben aan metafysische bespiegelingen. Eddo Evink is het helemaal eens met die stelling. 'Aristoteles schreef het eerste boek met de titel 'Metafysica'. De eerste zin van dit boek luidt dat de mens van nature een begeerte tot kennis heeft. Daarmee bedoelt hij dat we niet alleen om praktische redenen kennis proberen te vergaren, maar ook als doel op zich, omdat kennis in zichzelf interessant is. Gewoon nieuwsgierigheid dus. Metafysica betreft de meest omvattende en meest principiële kennis. Het gaat hier om vragen die iedereen zich wel eens stelt: hoe zit de wereld nu echt in elkaar? Waarom zijn wij hier op aarde? Of zoals ik het zelf stel: we willen allemaal wel achter de horizon kijken om te zien wat daar voor nieuws te vinden is.'
Kritiek
De groeiende kritiek op de metafysica kun je volgens Evink zelf weer beschouwen als een nieuwe vorm van metafysica. 'Deze behelst dan niet absolute en zekere kennis, maar is meer een reflectie op de mogelijkheidsvoorwaarden van al het menselijk denken en handelen. Wat wij denken en doen is altijd ingebed in kaders van ruimte, tijd, cultuur en geschiedenis. Er kwam steeds meer kritiek op de metafysica omdat het niet mogelijk is gebleken de wereld als geheel te overzien. Of met een mooie metafoor: ook als we voorbij de horizon reizen en nieuwe kennis opdoen, vinden we ons terug binnen een nieuwe horizon. Het is niet mogelijk voorbij alle horizonnen te geraken. Zo’n goddelijk perspectief bestaat niet. Moeten we dan maar helemaal afstand nemen van de metafysica? Volgens mij niet, omdat we nog steeds metafysische vragen stellen. De metafysicakritiek lijkt wat dat betreft wel een beetje op de in de moderne tijd toegenomen kritiek op religie. Ook religies kunnen levensvragen niet voorgoed beantwoorden.'
Bruikbaar
Ondanks de toenemende kritiek is de metafysica ook vandaag de dag nog goed bruikbaar. Evink: 'We blijven de grote vragen altijd stellen. De antwoorden zijn veranderd en minder pretentieus, maar nog steeds belangrijk en zinvol. Eeuwenlang zochten filosofen naar absoluut zekere kennis. Descartes stelde daarvoor in zijn methodische twijfel alles radicaal ter discussie om te zien wat er nog aan onbetwijfelbare zekerheid overbleef. Nu werkt de metafysica eerder andersom: we beginnen niet met alles te betwijfelen, maar beginnen eerder met dingen die vaststaan – bijvoorbeeld dat de lezer nu deze tekst leest -, om vervolgens uit te zoomen met kritische vragen, zoals 'hoe werkt dat lezen eigenlijk?' en 'wat is de status van de kennis die dit oplevert?'. Hoe verder we uitzoomen, hoe omvattender de vragen worden en, vaak, hoe minder zeker de antwoorden. Deze kritische vragen geven aanleiding en ruimte voor nieuwe inzichten. De beweging van radicale twijfel naar absolute en omvattende zekerheid is dus veranderd in een beweging van relatieve zekerheid naar vragen. In feite gaat het om een beweging heen en weer tussen alledaagse ervaringen en wetenschappelijke vindingen enerzijds en vragen op metaniveau aan de andere kant. In deze beweging kunnen we onze opvattingen en keuzes verantwoorden. Rationele verantwoording, dat is de kern van de metafysica.'
Metafysica en wetenschap
Metafysica en wetenschap zijn volgens Evink aan elkaar gerelateerd. 'Wetenschappelijk onderzoek vertrekt altijd vanuit vooronderstellingen, waaronder ook heel algemene vooronderstellingen, zoals dat de wereld continu volgens wetten geordend is en dat het dus ook zin heeft om naar die wetten te zoeken. Overtuigingen en hypothesen op metafysisch niveau gaan dus altijd vooraf aan wetenschappelijke kennis. Anderzijds is de metafysica op concrete wetenschappelijke kennis aangewezen, omdat zij zich natuurlijk niet in het luchtledige met wat bespiegelingen moet bezighouden. Een filosoof moet uitzoomen naar een metafysisch niveau, maar ook weer inzoomen op concrete feiten en uitkomsten van nieuw wetenschappelijk onderzoek. Of zoals de Duitse filosoof Edmund Husserl het zo mooi verwoordde: 'grote vragen moeten altijd ingewisseld kunnen worden tegen filosofisch kleingeld'.'
Horizon, spel en verhaal
Met de termen 'horizon, spel en verhaal' probeert Evink te tonen dat wij mensen in alles wat we ervaren, doen en weten, ingebed zijn in grotere gehelen die we niet helemaal kunnen overzien. 'We worden altijd omgeven door kaders waarbinnen kennis, waarden en praktijken gemaakt worden, in een wisselwerking tussen de wereld en onszelf. We ervaren alles binnen ruimtelijke, tijdelijke en culturele horizonnen. Als we handelen, doen we dat altijd in interactie met onze omgeving. We kiezen dan een strategie binnen een spel van actie en reactie. En wanneer we op ervaringen en handelingen reflecteren, krijgt die reflectie gestalte in taal en volgens mij uiteindelijk altijd in een verhaal. Horizon, spel en verhaal staan dus op drie manieren voor de contexten waarin wij functioneren en die ons maken tot wat we zijn. Hiermee staan we in feite ook aan het begin van een cultuurfilosofie. Horizon, spel en verhaal zijn de ultieme kaders waarbinnen culturen zich vormen, ontwikkelen en vernieuwen. Elk individu doet hieraan mee, als onderdeel van de cultuur als groter zelfstandig geheel.'