null Een stad die zich naar het oosten uitstrekt

CW_JanOosterholt_Berlijnbeeld_17590_head_large.jpg

Een stad die zich naar het oosten uitstrekt

Webcolumn Cultuurwetenschappen - door Jan Oosterholt - september 2020

Cees Nootebooms Berlijnbeeld in de roman Allerzielen

In 1998 verscheen van de zelfverklaarde Europeaan Cees Nooteboom Allerzielen, een roman die zich grotendeels afspeelt in het Berlijn van vlak na de 'Wende'. Verschillende Duitse critici verwelkomden het werk als een van de belangrijkste Berlijnromans van de twintigste eeuw. In Allerzielen vormen de relatie tussen Duitsland en Nederland en meer in het algemeen de tegenstelling tussen Oost en West belangrijke verhaalmotieven. Is Allerzielen meer dan een staalkaart van stereotypen?

Ontstaansgeschiedenis van Allerzielen

Op uitnodiging van een Duitse uitwisselingsorganisatie verbleef Cees Nooteboom vanaf het begin van 1989 tot in de zomer van 1990 in Berlijn. Per toeval maakte hij er van dichtbij de val van de Muur mee. Zijn observaties legde hij niet lang daarna neer in de essaybundel Berlijnse notities (1990). Acht jaar later kwam hij terug op zijn Berlijnse ervaringen, nu in de versleutelde vorm van Allerzielen. In deze roman dient Berlijn, een vlak na de 'Wende' nog steeds gespleten stad op de grens tussen Oost en West, als decor voor een tragische liefdesgeschiedenis tussen twee Nederlanders: de 44-jarige filmmaker Arthur Daane en Elik Oranje, een jonge geschiedenisstudente. Beiden zijn getraumatiseerd: Arthur heeft vrouw en kind verloren bij een vliegtuigongeluk en Elik is getekend door een gruwelijke verkrachting in haar jeugd. Het onverwerkte verleden verbindt de twee met de geschiedenis van Berlijn: 'Die stad had ooit een beroerte gehad, en de gevolgen daarvan waren nog steeds zichtbaar. Wie van de ene kant naar de andere ging liep door een vreemde rictus [grimas], een litteken dat nog lang zichtbaar zou blijven' (p. 28).

Het twintigste-eeuwse Berlijnbeeld

Nootebooms fascinatie voor Berlijn staat in een traditie: met name in het interbellum trok een hele stoet van Nederlandse auteurs naar de Duitse hoofdstad, die toen doorging voor een centrum van de internationale avantgarde. Nederlandse steden leken in vergelijking met deze moderne en vitale metropool niet veel meer dan bekrompen provincienesten. Toch kende dit positieve beeld ook al voor de Tweede Wereldoorlog een negatieve pendant: Berlijn was óók het centrum van het Pruisische militarisme, een parvenu bovendien onder de wereldsteden, die in 1927 door Menno ter Braak werd neergesabeld als een 'onpoëtische metropool, die alleen den zeer oppervlakkige zand in de oogen strooit door haar verblindend nachtelijk amusement'. In die negatieve context was Berlijn de poort naar Oost-Europa, de barbaarse achtertuin van het westelijk deel van het continent. Dit stereotype klonk ten tijde van de Eerste Wereldoorlog ook door in de Engelse diskwalificatie van de Duitse vijand als 'Hunnen', als erflaters dus van het uit het verre oosten toegestroomde nomadenvolk dat een belangrijke rol zou hebben gespeeld bij de ondergang van het Romeinse Rijk.

Berlijnse Apocalyps

Iets van dat onheilspellende klinkt door in passages uit Allerzielen waarin Berlijn beschreven wordt als 'een dorp in de toendra' (26) waar de 'Siberische wind […] vrij spel' heeft (30) en een 'stad in een grote vlakte die zich naar het oosten uitstrekt, en uitstrekt, en uitstrekt, in een o zo duister duister…' (170). Clichés gaat Nooteboom in zijn roman niet uit de weg: volgens Arthur nodigen de Hollandse poldervlakten maar weinig uit tot reflectie en het is daarom dat hij voor zijn filmproject toevlucht heeft gezocht bij de oosterburen. Het winterse Berlijn is Arthurs dodenrijk waar hij als een tweede Orpheus zijn gestorven vrouw probeert terug te vinden. In deze onderwereld laat hij zich door Elik meetronen naar een kelder waar skinheads in een apocalyptische sfeer dansen op oorverdovende muziek, een 'Duits hellekoor' van 'ecstasykoppen, speedkoppen, cokemaskers, vanitasgezichten met magere lichamen in grotestadslompen' (p. 276), voorwaar een schouwspel dat in een moderne enscenering van Goethes Faust niet zou misstaan.

Duitsland en de romantiek

Waar het over de Duitse cultuur gaat, zijn bij Nooteboom de romantiek en de idealistische filosofie nooit ver. Ze worden belichaamd door het personage Arno Tieck (nomen est omen in deze sleutelroman, zoals ook al bij de achternaam van Elik bleek), een tamelijk doorzichtige verwijzing naar Nootebooms vriend Rüdiger Safranski, bekend van zijn vele biografieën over Duitse 19e-eeuwers en de man die de romantiek typeerde als 'eine deutsche Affäre'. Ook deze associaties staan in een traditie: al ten tijde van de vroege romantiek sprak men in Nederland vol dedain over 'metafysische haarkloverijen' en 'de knoflookgeur van het Duitse denken'. Bij de wel als een neoromanticus getypeerde Nooteboom krijgen deze stereotypen veeleer een positieve lading: de Nederlandse kniebuiging voor de waan van de dag wordt hier afgezet tegen de diepgravende historiezucht van de Duitsers. Zoals velen voor hem lijkt ook Nooteboom die karaktertrekken te verbinden met de geografische dan wel klimatologische kenmerken van de landen waar de volkeren thuis zijn: Nederland is het vlakke land zonder schaduwen, terwijl het land van de oosterburen vol is met duistere spelonken en wouden waarin een wandelaar al snel met zichzelf wordt geconfronteerd.

Harmonie tussen Oost en West

Allerzielen lijkt zo voer voor imagologen, voor onderzoek naar stereotype denkbeelden over de verschillen tussen naties of, zoals hier, tussen Noord en Zuid en Oost en West. Het Duitslandbeeld is in die optiek vooral ook een Nederlandse projectie. Toch blijken deze stereotypen in Nootebooms werk uiteindelijk ontmaskerd te worden als bedenksels die in de eerste plaats iets zeggen over de menselijke geest, zoals overigens – aldus het koor dat in Allerzielen de handeling van commentaar voorziet – álle 'mythen, theorieën en verhalen' niet meer zijn dan schamele pogingen van de mensheid om haar eigen 'handelen' (328) te verklaren. Nootebooms Arthur weet uiteindelijk te ontsnappen aan zijn depressie, veroorzaakt door het plotselinge verlies van zijn vrouw en zoontje: in het duistere Berlijn verzoent hij zich met zijn demonen (zie ook de titel van de roman). Via het zuidelijke Spanje keert hij uiteindelijk terug naar Nederland, naar 'de wijde luchten van het noorden' (353). Oost en West blijken dan vooral ook twee kanten van zijn persoonlijkheid die hij nu misschien beter met elkaar weet te rijmen.

Literatuur

Cees Nooteboom. Allerzielen. Amsterdam 2001 (achtste druk).