Trouwplannen? Plan dan het juiste moment!
Als u trouwplannen heeft, dan is de datum van de huwelijksvoltrekking momenteel een punt van belang. Vóór of na 1 januari 2018 is uw aandachtspunt. Waarom is dat zo?
Wetswijziging
De reden voor uw afweging is de ‘Wet van 24 april 2017 tot Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken’. Deze wet is gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2017, 177) en treedt op 1 januari 2018 in werking.
Zoals wel bekend mag worden verondersteld kenden we in Nederland tot nog toe de wettelijke gemeenschap van goederen in het huwelijksvermogensrecht. Dat wilde zeggen dat in beginsel alle goederen en schulden van de echtgenoten in de gemeenschap vielen ex artikel 1:94 BW. Zulks gold voor zowel de goederen en schulden die al bij aanvang van de gemeenschap aanwezig waren als voor de goederen en schulden die gedurende de gemeenschap werden verkregen. In de volksmond zei men dan ook wel: ‘door te trouwen is je gulden nog slechts 50 cent waard’.
De situatie zal anders zijn na 1 januari 2018. Vanaf die datum wordt een beperkte gemeenschap van goederen de standaard van het huwelijksvermogensrecht. Afwijken door middel van huwelijksvoorwaarden kan nog steeds, maar die optie zal ik hier onbesproken laten.
Beperkte gemeenschap
Wat betekent dan een ‘beperkte gemeenschap’? Dit houdt in dat alleen hetgeen de beide echtgenoten gedurende het huwelijk opbouwen standaard in de gemeenschap zal vallen. Wat een echtgenoot al vóór het huwelijk bezat aan vermogen, giften en erfenissen blijft privévermogen. Voor wat betreft de lastenkant geldt dat als een echtgenoot vóór het huwelijk schulden heeft gemaakt, deze in beginsel buiten de gemeenschap vallen. Bovendien wordt een nieuw zevende lid toegevoegd aan artikel 1:94 BW om een regeling te treffen voor een beperkte draagplicht aangaande gemeenschapsschulden als er een negatief saldo ontstaat bij de ontbinding van de gemeenschap. Met andere woorden, als er bij de ontbinding van de gemeenschap niet voldoende goederen zijn om de schulden te voldoen, dan worden die schulden gedragen door de echtgenoot aan wiens kant zij in de gemeenschap zijn gevallen. De andere echtgenoot hoeft niet te betalen voor een tekort dat hij niet heeft veroorzaakt.
Volgens de Parlementaire Geschiedenis (Kamerstukken 33987, nr. 3, p. 1) is de reden voor deze wijziging gelegen in ‘een veranderende sociale werkelijkheid’ en daarenboven ‘sluit het wettelijk stelsel aan bij hetgeen de meerderheid van de bevolking als wenselijk beschouwt en internationaal bezien meer gangbaar is’. Cijfermatig meldt de Memorie van Toelichting dat uit onderzoek onder 3000 aanstaande echtgenoten is gebleken dat 61% van hen bij echtscheiding de bezittingen die ieder had vóór het huwelijk, niet met elkaar wenst te delen. Sterker nog leeft dit gevoel als het gaat om schulden: 74% wil de schulden die ieder vóór het huwelijk had, niet met elkaar delen. En tot slot wil 91% bij echtscheiding de erfrechtelijke verkrijgingen en giften niet met elkaar delen (Kamerstukken 33987, nr. 3, p. 6).
Kortom, als u vindt dat deze beperkte gemeenschap de voorkeur verdient boven de algehele gemeenschap van goederen, wacht dan met uw huwelijkssluiting tot na 1 januari 2018 want zoals de overgangsregeling bepaalt (artikel IV lid 1): ‘Op een gemeenschap van goederen, ontstaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft artikel 94 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet’.
Prof. mr. A.L.H. Ernes is hoogleraar Dogmatiek van het privaatrecht aan de Open Universiteit.
Heerlen, 11 oktober 2017
Meer webcolumns