null 'O Vrijheid! die mijn zang bezielt'

CW_Column_Helmers_JanOosterholt_head_large.jpg

'O Vrijheid! die mijn zang bezielt'

Webcolumn Cultuurwetenschappen - door Jan Oosterholt - januari 2019

Tot voor een paar jaar was het goed denkbaar dat een naïeve wandelaar in Amsterdam verzeild zou raken in de derde Helmersstraat en zich daar - vrij naar Gerard Reve - zou hebben afgevraagd: 'Wie is toch die 'derde Helmers'?' Inmiddels echter is een dergelijk misverstand onmogelijk: ter herdenking van Helmers' 250e geboortejaar, in 2017, is bij het begin van de straat een beeltenis van de dichter Jan Frederik Helmers opgehangen met daaronder een viertal uit Helmers' veder gevloeide versregels:

Als Wereldburger zal uw geest veel hooger zweven;

In geen’ beperkten kring moet ge aan één volk meer kleven;

Als burger van heel de aard is u meer heil bereid;

Breek, scheur den slagboom weg, die volk van volken scheidt.

Anno 2019, in een jaar derhalve dat menigeen de doorbraak van populistische en nationalistische partijen vreest, zijn het memorabele woorden. Een gezonde portie kosmopolitisme kan ook in onze tijd geen kwaad.

Was dezelfde onschuldige wandelaar echter één straat verder, in de twééde Helmersstraat, terechtgekomen, dan had hij van dezelfde Helmers een geheel andere beeltenis aangetroffen, nu bovendien voorzien van woorden die een compleet andere geest ademen:

Ik juich! geen hooger heil heeft ooit mijn ziel gestreeld,

Dan dat ik, Nederland! Ben op uw grond geteeld,

Dat van den heldren glans die van u af mogt stralen,

Een nietig sprankjen, op mijn’ schedel af mag dalen.

Jan Frederik Helmers

Helmers, zo lijkt het, bezat een soepelheid van geest die een 21e-eeuwse spindoctor niet zou misstaan: nog geen vijftig meter verder blijkt de wereldburger veranderd in een 'unverfroren' nationalist die zelfs Thierry Baudet rechts lijkt in te halen.

De Hollandse Natie

Uiteraard gaat het maar om twee keer vier regels uit het omvangrijke oeuvre van een zeer vruchtbaar dichter: Helmers heeft in zijn 45-jarige leven vele duizenden verzen geproduceerd. Het vaderlandslievende kwatrijn komt overigens uit Helmers' magnum opus: De Hollandsche Natie. Zo’n tien jaar geleden beleefde deze uit een prelude en zes zangen bestaande ode een herdruk inclusief een interessante inleiding van de hand van Lotte Jensen. In De Hollandsche Natie bezingt Helmers de deugden, de heldendaden - ter land en ter zee -, de overzeese handel en de wetenschappelijke en kunstzinnige kwaliteiten van 'onze' voorouders, en dat alles op een verheven toon die de 21e-eeuwer vreemd is geworden. Het gedicht ontleent zijn historische importantie aan het moment van verschijnen: De Hollandsche Natie dateert uit 1812, een jaar waarin Nederland gebukt ging onder een Franse bezetting die steeds meer haar tol begon te eisen: in economische zin, maar bijvoorbeeld ook doordat veel jonge Nederlandse soldaten in dienst van het Napoleontische leger de dood vonden.

Het is geen wonder dat de Franse autoriteiten Helmers' gedicht met argwaan bekeken. Er deed zelfs een verhaal de ronde dat Helmers een paar maanden na de publicatie gearresteerd dreigde te worden. Juist toen agenten hem van zijn bed wilden lichten, bleek hij echter gestorven. Helmers' zwager Cornelis Loots, zelf ook een vermaard dichter in dit tijdvak, verleende de politie toegang tot Helmers' slaapvertrekken waar zij slechts diens ontzielde lichaam aantroffen. De heroïsche anekdote is bijna 'bigger than life' en is dan ook volgens Helmers' biograaf Van Hattum apocrief.

Verzetsdichter

Of het nu waarheid of fictie betrof, het weerhield allerlei historici er niet van Helmers postuum het predicaat van 'verzetsdichter' op te plakken en daarbij werd na 1945 de vergelijking met de rol van dichters tijdens de Tweede Wereldoorlog niet geschuwd. Het is de vraag, of de repressie van het Franse bewind aan het begin van de 19e eeuw vergeleken kan worden met die van de Duitse bezetters in de periode '40-'45, maar vanuit een 21e-eeuws perspectief zijn Helmers' dichterlijke activiteiten niet anders dan als moedig te omschrijven. Met zijn vaderlandslievende verzen stak hij zijn nek flink uit. De 'nationalistische' toon ervan moet overigens niet te snel vergeleken worden met de latere romantische cultus. Daarvoor stond Helmers veel te veel in de traditie van de -  ironisch genoeg - Franse Verlichting met haar geest van religieuze tolerantie en kosmopolitisme. De vier dichtregels op het gedenkteken in de dérde Helmersstraat getuigen daarvan: ze zijn afkomstig uit het uit 1805 daterende gedicht 'De wereldburger', waarin Helmers over die kosmopoliet schrijft:

Heel ’t aardsch geslacht is slechts voor hem één huisgezin:

’t Zijn burgers van één stad, en ’t zou zijn’ geest verlagen,

Zijn zorg slechts aan één deel uitsluitend op te dragen:”

Zijn hart omvangt het all’: ’t Zijn kindren van één God.

In hetzelfde gedicht betreurt hij echter ook dat in de Franse tijd de 'heilge zucht voor ’t land, waarin wij zijn geboren' verdwenen is.

Lierzang aan de vrijheid

Voor Helmers waren kosmopolitisme en vaderlandsliefde blijkbaar geen tegenstrijdige gevoelens en in bijna elk gedicht getuigt hij er dan ook van dat dat deze twee 'bezieldheden' in één borst konden bestaan. Meer dan door nationalistische sentimenten werd hij gedreven door een liefde voor de vrijheid en een afschuw van dictators, zoals hij in zijn gedichten niet moe werd uit te dragen. Daarmee zijn we bij het thema van de aanstaande poëzieweek. Er zullen anno 2019 maar weinig dichters zijn die de vrijheid zo onbeschroomd bezongen hebben als Helmers. Hij leefde dan ook in een periode waarin het bezingen van abstracta - als burgers van Europa kennen we allemaal de eveneens uit deze tijd stammende 'Ode an die Freude' van Schiller - heel gewoon was. Uit 1800 dateert Helmers' 'Lierzang aan de vrijheid' waarvan de slotstrofe nog weer eens getuigt van Helmers' levensbeschouwing:

Zoo zult ge eens schittrend de aard’ verlichten,

ô Vrijheid! die mijn’ zang bezielt. –

Ja, ’k zie geweld en heerschzucht zwichten,

Elk volk voor uw altaar geknield;

De vrede elk rust en heil bereiden,

Geen slagboom meer de volken scheiden:

Elk eert de deugd, geenszins haar’ schijn!

Wat denkbeeld heeft mij ingenomen! –

ô Mogten die geen ijdle droomen

ô Vrijheid! van uw’ Dichter zijn!

Een Shakespeare is aan deze dichter niet verloren gegaan, maar soms beklijft toch een beeld: de wens dat volkeren werkelijk vrij zijn en niet door 'slagbomen' van elkaar gescheiden, heeft in een tijd waarin Trump’s wall en de Brexit het nieuws beheersen, maar weinig aan actualiteit ingeboet.



Meer webcolumns

Portlets is tijdelijk niet beschikbaar.