Kleuters leren programmeren? Gebruik materialen in plaats van computers
Plugged-in en unplugged
Nu onze samenleving in rap tempo digitaliseert, wordt het steeds belangrijker om kinderen vanaf jonge leeftijd voor te bereiden op de vaardigheden die zij later nodig hebben. Een cruciaal onderdeel daarvan is computational thinking (CT): het vermogen om logisch te redeneren, problemen te analyseren en op te lossen in stappen die begrijpelijk zijn voor mens en computer. CT is onmisbaar voor digitale geletterdheid en wordt daarom steeds vaker opgenomen in de leerplannen van het Vlaamse en Nederlandse basis- en voortgezet onderwijs. Het ontwikkelen van CT begint vaak met programmeren, omdat kinderen hiermee leren problemen ontleden, patronen herkennen en abstract denken. Dit kan op twee manieren: plugged-in - via digitale middelen, zoals programmeerbare robots (bijvoorbeeld de Bee-Bot), en unplugged - zonder computer, bijvoorbeeld met spelvormen of fysieke materialen zoals SmartGames. Beide benaderingen stimuleren verschillende vormen van logisch redeneren en probleemoplossend vermogen. Maar welke manier werkt het beste bij jonge leerlingen?
Leren programmeren werkt
Om dit te onderzoeken, bekeken Claerhout en Fanchamps het effect van plugged-in en unplugged programmeren op 147 kleuters van 4 tot 6 jaar, zowel individueel als in samenwerking. Verspreid over zes weken gingen de kinderen acht keer telkens een half uur aan de slag, waarbij hun CT-ontwikkeling werd gemeten. De onderzoekers wilden weten of programmeren effect heeft op de ontwikkeling van CT-vaardigheden bij kleuters. Ook keken ze of er verschil is tussen plugged-in en unplugged programmeren, en of het uitmaakt of kinderen individueel of samenwerken.
Hun conclusies: programmeren verbetert de CT-vaardigheden van kleuters, zowel plugged-in als unplugged. Over het geheel genomen bleken unplugged activiteiten een groter positief effect te hebben dan plugged-in activiteiten, waarschijnlijk omdat kleuters zich in deze fase beter ontwikkelen via concreet spel en fantasie dan via abstracte opdrachten. Het maakt daarbij niet uit of ze individueel of samenwerken. Maar de context speelt wel een rol: unplugged activiteiten werkten beter individueel, terwijl plugged-in activiteiten juist meer effect hadden in samenwerking.
Handvatten voor leerkrachten
Ongeacht de aanpak profiteren kinderen dus van vroege kennismaking met programmeerprincipes. De resultaten bieden handvatten voor leerkrachten en curriculumontwikkelaars om CT al op kleuterleeftijd te integreren in het onderwijs. Zo worden kinderen beter voorbereid op de digitale en complexe samenleving waarin zij zullen opgroeien.
Onderzoeksmethode
Het onderzoek werd uitgevoerd op twee Vlaamse basisscholen en betrof 147 kleuters van 4 tot 6 jaar. De kinderen werden verdeeld over een controlegroep (28 leerlingen) en interventiegroepen (119 leerlingen). De interventiegroepen kregen gedurende zes weken acht sessies van een half uur, waarbij ze ofwel een unplugged programmeeraanpak (met SmartGames) ofwel een plugged-in aanpak (met de Bee-Bot-robot) volgden. Daarbij werd gewerkt in zowel individuele als samenwerkingsvormen. Om de ontwikkeling van CT-vaardigheden te meten, is de gevalideerde Beginners Computational Thinking test (BCTt) gebruikt, afgenomen voor en na de interventie. Zo konden de onderzoekers de effecten van de verschillende aanpakken en werkvormen nauwkeurig vergelijken.
Het artikel 'The Effect of Unplugged and Plugged-in Programming with Influencing Factor of Collaborative versus Individual Work regarding the Impact on Computational Thinking in Preschoolers' is tegen betaling beschikbaar.