Terugblik op de Limburgse of Maastrichtse school
Gestart wordt met een korte terugblik op de periode 1898-1918 toen schilder Rob Graafland de basis legde voor wat later – ten onrechte – wel de Limburgse of Maastrichtse School werd genoemd. Daarna wordt ingezoomd op het interbellum; eerst de jaren 1920 waarin de kunstenaars in Maastricht elkaar troffen in café-restaurant De Suisse, aan het Vrijthof in Maastricht en de banden met de jonge progressieve katholieken rond het culturele tijdschrift De Gemeenschap hecht waren en daarna de jaren 1930 waarin de eerste landelijke successen worden geboekt. Het hoogtepunt van deze periode, die wel wordt aangeduid als de bloeiperiode van het katholieke Limburgse reveil, was de tentoonstelling ‘Hedendaagsche Limburgsche Kunst’ die in de late herfst van 1937 was te zien in het Haags Gemeentemuseum.
Charles Eyck, Meisje met kat, [1956], olieverf op doek, 125 x 70 cm.
Particuliere collectie. Foto Etienne van Sloun
Worsteling van de Limburgse identiteit in een veranderend Nederland
De nadruk van de lezing zal liggen op de wederopbouwperiode, zoals de eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog worden genoemd. In deze periode was de mythe van het arcadische Limburg, voor de oorlog weliswaar bedreigd maar nog ongeschonden geacht, onherroepelijk voorbij; al kon en wilde niet iedereen deze waarheid meteen onder ogen zien. Voorbij Arcadië worstelde Limburg met de eigen, overwegend onvoorwaardelijk katholieke identiteit terwijl de sociaal-culturele veranderingen die Nederland in beweging brachten ook aan deze provincie niet voorbijgingen.
Lei Molin, Zonder titel, [ca. 1961], olieverf op doek, 52 x 142 cm.
Particuliere collectie Maastricht. Foto Etienne van Sloun
Verschillen tussen Limburgse- en Amsterdam-Limburgse kunstenaars
Het kunstdebat in Limburg in de periode 1945-1965 weerspiegelde de worsteling met de sociaal-culturele veranderingen en de daardoor veranderende en onder druk staande katholieke, Limburgse identiteit. Deze worsteling manifesteerde zich in deze jaren in diverse kwesties, zoals het rumoer rond de schilderingen en kruisweg die de Rotterdamse kunstenaar Aad de Haas (1920-1972) tussen 1946 en 1949 maakte in opdracht van de Sint-Cunibertuskerk in Wahlwiller. En dan was er de moeizame relatie tussen Limburg en de zogenaamde Amsterdamse Limburgers, de kunstenaars die in de vroege jaren 1920 geboren, direct na de oorlog naar Amsterdam vertrokken om hun opleiding aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te voltooien en daarna niet (meteen) terugkeerden naar Limburg. Ondanks alles bleven zij lid van de Limburgse kunstfamilie, hoe zwaar het beide partijen soms ook viel. Tot slot past in dit rijtje de opkomst en ondergang van kunstenaarsbeweging Artishock in 1964-1965, met het vertrek van de schilder Lei Molin (1927-1990) uit Limburg in 1967 als verlate apotheose.
Toegang tot de lezing
De lezing wordt gehouden om 20.00 uur in Zaal ‘Oad Thoear’ aan de Steegputstraat 4, 6017 BC Thorn. De toegang is gratis voor leden van de Geschied- en Heemkundige Kring. Voor niet-leden is de toegangsprijs €2,-.