Ontstaan van de boedelproblematiek
Reeds in de koloniale tijd werden plantagegronden onder verschillende titels en verschillende voorwaarden uitgegeven. Kort na de afschaffing van de slavernij werd veelal één plantage door meerdere vrijgekomen slaven gekocht (allodiaal eigendom). Vanaf dit moment ontstond dan mede-eigendom. Ook kwam het weleens voor dat delen van een plantage door één slaaf werd gekocht. Na het overlijden van deze eigenaren hebben erfgenamen of gerechtigden gedurende generatie op generatie nagelaten om deze onverdeelde boedels te doen scheiden en delen, hetgeen ongeveer in 146 jaar heeft geleid tot onverdeelde boedels, waarbij het niet vreemd is als een erfgenaam zelfs in duizendste delen aanspraak maakt op de nalatenschap. In sommige gevallen zijn de erfgenamen niet bekend en zijn deze gronden onbeheerd.
Stagnatie van verdergaande ontwikkeling van Suriname
Omdat erfgenamen vaak niet weten dat ze eigenaar zijn of hoeveel mede-eigenaren er zijn is het haast onmogelijk om deze gronden op de correcte wijze te verkopen en over te dragen. Erfgenamen kunnen op deze gronden geen investeringen doen, omdat zij bijvoorbeeld geen hypothecaire leningen kunnen aangaan. Daardoor is de economische ontwikkeling binnen deze districten niet goed mogelijk en dit heeft weer een negatief effect op het hele land. Erfgenamen willen graag weten welk deel hun toebehoort om zodoende te kunnen handelen.
Wettelijke regelgeving verouderd
Ramautar heeft ter oplossing van dit probleem een rechtsvergelijking gemaakt tussen Nederland, Suriname en Curaçao. In Suriname is het (Nederlands) Burgerlijk Wetboek uit 1869 nog van kracht. Hierin staan de toegekende titels van allodiaal eigendom en erfelijk bezit uit de koloniale tijd niet opgenomen. Daarnaast blijkt dat de titel allodiaal eigendom en erfelijk bezit niet wettelijk is geregeld. De voorwaarden verbonden aan deze titel op de grond zijn terug te vinden in de grondbrieven of warrands die niet altijd eensluidend zijn en ook niet altijd meer te vinden zijn. Uit het onderzoek van Ramautar blijkt dat ook het oud Burgerlijk Wetboek van Curaçao de titels uit de koloniale tijd niet had geregeld.
Oplossingsvoorstel voor de toekomst
De overheid in Suriname heeft in de jaren 1980 een begin gemaakt met het toekennen van een nieuwe titel op de grond (grondhuur). Hiermee werd onder andere beoogd om boedelvorming op de grond tegen te gaan. In deze nieuwe regeling zijn de aard en omvang van de titel allodiaal eigendom en erfelijk bezit helaas niet geregeld. Ramautar reikt met haar onderzoek de mogelijkheid aan om ook dit probleem te kunnen oplossen. De overheid moet de titels en de aard en omvang van de gronden wettelijk vastleggen. Daarnaast moeten deze gronden worden verdeeld, waarbij erfgenamen in de gelegenheid moeten worden gesteld om aan te tonen dat ze erfgenamen zijn. Daarnaast moeten de gerechtigden voldoen aan de uitgiftevoorwaarden. Wanneer er geen erfgenamen meer zijn moet de overheid de gronden terugnemen. Als er wel wettelijke erfgenamen bekend zijn en de boedelscheiding tot stand kan worden gebracht, zal deze zorgen voor verdere economische ontwikkeling van Suriname en die van de erfgenamen.
Promotie
Chequita Ramautar, docent aan de Universiteit van Suriname en gewezen lid van de Staatsraad, verdedigt haar proefschrift 'Boedelproblematiek in Suriname' op vrijdag 9 oktober 2015 om 16.00 uur bij de Open Universiteit in Heerlen. De promotoren zijn prof. mr. J.G.J. Rinkes (Open Universiteit) en prof. mr. R.F.H. Mertens (Open Universiteit).