Promotie: Doorbreking van de vertrouwelijkheid van de bank-cliëntrelatie onderzocht
Actualiteit
Banken melden jaarlijks honderdduizenden ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit, op grond van de Wwft. Dit staat op gespannen voet met de privacy van cliënten. Hierover is de afgelopen jaren veel discussie ontstaan, zowel in de politiek en media als onder toezichthouders, belangenbehartigers en adviesorganen. Ook de massale plaatsing van cliënten op de extern werkende zwarte lijst (EVR) is in het licht van het grondrecht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens zorgwekkend.
Vertrouwelijkheidsplicht, doorbrekingsplichten en balanceerplichten
Banken zijn wettelijk en contractueel verplicht om vertrouwelijk om te gaan met klantgegevens. Op basis van de subjectieve indicator bepalen banken tegelijkertijd zelf of zij een transactie als ongebruikelijk moeten melden onder de Wwft. Daarbij moeten zij inschatten of er een verband is met witwassen of terrorismefinanciering - zonder duidelijke richtlijnen vanuit wet of overheid. Bij de registratie van cliënten op de zwarte lijst van het Extern Verwijzingsregister (EVR) op grond van het PIFI spelen sterk vergelijkbare kwesties.
De oplossing voor het spanningsveld tussen geheimhouding en meldplichten zijn de zogenoemde balanceerplichten. Op basis daarvan moeten banken de belangen van cliënten zorgvuldig meewegen bij hun onderzoek, beoordeling en besluitvorming.
Conclusie
Van Eersel concludeert in zijn onderzoek dat zowel de meldplicht van de Wwft als de registratieplicht van het PIFI niet voldoen aan de grondrechtelijke vereisten voor geoorloofde inbreuk op de grondrechten van cliënten. Meer in het bijzonder voldoen deze doorbrekingsplichten niet aan het vereiste van effectiviteit. Daardoor werkt ook de oplossing van de voorgestelde balanceerplichten onvoldoende.
Aanbevelingen
Uit het onderzoek volgt dat de meldplicht en de registratieplicht moeten worden afgeschaft. Als deze plichten blijven bestaan valt verbetering te realiseren met koppeling van de meldplicht aan verdachte transacties (zoals in de AML-Verordening vanaf juli 2027) dan wel aan nieuwe bruikbare objectieve indicatoren en in organisatorische waarborgen zoals voorgesteld (waaronder ten aanzien van de oordeelsvorming en interne tegenspraak). Ook bij de registratieplicht moet de kansdrempel omhoog. Daarnaast zou deze verplichting een wettelijke grondslag moeten krijgen met eveneens uitwerking van flankerende verplichtingen ter zake van de beheerste en integere bedrijfsvoering.
Promotie Michiel van Eersel
Michiel van Eersel (Breda (NL), 1974) is advocaat te Amsterdam, gespecialiseerd in financieel (toezicht)recht. Hij was eerder auteur van onder meer 'Handhaving in de financiële sector' en 'Toezicht trustkantoren in Nederland'. Op vrijdag 6 juni 2025 om 16.00 uur verdedigt hij aan de faculteit Rechtswetenschappen van de Open Universiteit in Heerlen zijn proefschrift 'De verplichting tot wantrouwen in een vertrouwensrelatie, Over de verhouding tussen verplichtingen van banken tot doorbreking van vertrouwelijkheid ter bestrijding van financieel-economische criminaliteit en de tegengestelde verplichting van banken tot bewaring van vertrouwelijkheid'.
Promotoren zijn prof. mr. J.G. J. Rinkes (Open Universiteit) en prof. mr. T.H.M. van Wechem (Open Universiteit). Copromotor is dr. M.D. H. Nelemans (Radboud Universiteit Nijmegen).
De verdediging is live bij te wonen bij de Open Universiteit in Heerlen en online te volgen via ou.nl/live.