Studenten begeleiden bij het geven van peerfeedback
Vier niveaus van modelling
Bij peerfeedback (PFB) geven studenten elkaar mondeling of schriftelijk constructieve feedback, terwijl ze ook zelf feedback ontvangen. PFB stimuleert diepgaand leren doordat studenten problemen leren herkennen, analyseren en oplossen. Maar studenten moeten wel leren hóe ze elkaar effectieve feedback kunnen geven. Ze kunnen dit leren via de vier niveaus van modelling:
- Observatie: studenten observeren anderen en leiden daaruit de kernkenmerken van de vaardigheid af.
- Imitatie: studenten bootsen de vaardigheid na met steun van de groep.
- Zelfcontrole: studenten passen de vaardigheid zelfstandig toe onder gestructureerde omstandigheden.
- Zelfregulatie: studenten passen de vaardigheid adaptief toe in wisselende situaties. Henderikx en collega’s onderzochten wat studenten op deze niveaus nodig hebben bij het geven van PFB.
Minder vertrouwen in feedback van medestudenten
De onderzoekers deden het onderzoek onder de eigen studenten van de cursus academisch schrijven. Tijdens de analyse werd duidelijk dat de ontwikkeling van de PFB-vaardigheid nauw verweven is met het doel van academisch schrijven binnen de cursus. Studenten leerden academisch schrijven en peerfeedback geven door in cycli te werken: schrijven, feedback ontvangen, en reflecteren. Op het niveau van observatie gaven studenten aan dat ze voorbeelden kunnen gebruiken van goede feedback en gestructureerde, stapsgewijze instructie voor het geven van goede feedback. Op het niveau van imitatie gaven studenten aan behoefte te hebben aan oefenmomenten, zowel synchroon (in virtuele sessies) als asynchroon (schriftelijk), en aan feedback van de docent op hun eigen PFB. Wat betreft zelfcontrole wilden studenten feedback van de docent op hun eigen feedbackproductie, om hun onzekerheid te verminderen. Ook op het gebied van zelfregulatie bleef de behoefte aan begeleiding zichtbaar, hoewel studenten dit minder expliciet benoemden. Een terugkerend thema was dat studenten meer vertrouwen hadden in docentfeedback dan in peerfeedback. Ze ervaren PFB vaak als minder betrouwbaar, onder meer door het gebrek aan expertise van studenten. Daarom is het belangrijk dat studenten een helder beeld hebben van de leerdoelen van de opdracht, en dat PFB zich richt op het beoordelen van die doelen.
Praktische aanbevelingen voor het modelleren van PFB
De auteurs doen praktische aanbevelingen hoe onderwijsontwerpers en docenten peerfeedback kunnen verwerken in online cursussen, met name wanneer PFB is ingebed in academisch schrijfonderwijs. Ten eerste is gestructureerde training belangrijk. Rubrics, instructievideo’s en uitgewerkte voorbeelden helpen studenten om effectieve PFB te geven. De begeleiding van de docent moet meegroeien met het niveau van de student. Ten tweede moeten er interactiemogelijkheden zijn. Studenten moeten de ruimte hebben om synchroon en asynchroon contact te hebben met elkaar, zoals via virtuele klassen of studiegroepen, om vertrouwen en betrokkenheid te bevorderen. Ten derde is docentbetrokkenheid belangrijk. Vooral in het begin moeten docenten actieve begeleiding en validatie van PFB bieden. Ten slotte een veilige leeromgeving: docenten moeten positieve en constructieve communicatie stimuleren om een veilige omgeving voor feedback te creëren. Voor succesvolle implementatie is ondersteuning vanuit de onderwijsorganisatie noodzakelijk, zoals een geschikte digitale leeromgeving en training voor docenten, aldus de onderzoekers.
Over het onderzoek
De studie werd uitgevoerd onder 173 studenten van de Open Universiteit (131 vrouwen, 42 mannen), van wie de meeste werkzaam waren in het onderwijs (van primair tot hoger onderwijs), met een gemiddelde leeftijd van 32 jaar. Zij volgden allen de cursus Trends in Onderwijs en Onderwijswetenschappen. De cursus bestond destijds uit drie onderdelen, waarin studenten wetenschappelijke recensies schreven over onderwijsconferenties. De docentbegeleiding nam af naarmate de cursus vordert: in deel één ontvingen studenten formatieve feedback (voldoende/onvoldoende op basis van een rubric); in deel twee en drie ontvingen zij summatieve feedback (cijfers op basis van een rubric). In het derde onderdeel was een peerfeedback-opdracht opgenomen. Studenten gaven feedback op de wetenschappelijke recensie van een medestudent met een aangepaste rubric. Deze rubric was inhoudelijk identiek aan de docent rubric, maar bevatte per beoordelingscriterium een extra veld voor toelichting, waarin studenten konden aangeven hoe zij de ontvangen feedback hadden toegepast. Daarnaast kregen de studenten een instructievideo en algemene richtlijnen voor PFB. Alle studenten voltooiden de PFB-opdracht en beantwoordden drie reflectieve vragen. Aanvullend namen zes studenten deel aan een semigestructureerd interview om dieper in te gaan op thema’s die voortkwamen uit de analyse van de reflectieve vragen.
Het artikel 'Peer feedback modelling needs in online higher education: An exploratory study' is gratis te lezen.