RW_Staatsrechtconferentie_22902_head_large.jpg

Staatsrechtconferentie 2023: 'De staat van de Staat'

Workshops

Workshop I: Constitutionalisme voorbij de overheid
Sprekers: Maurice Adams, Niels Jak en Nicky Touw
Moderator: Reijer Passchier

Beoefenaars van het staatsrecht en constitutionalisten zien de overheid (nationaal en Europees) doorgaans als de hoogste macht in de maatschappij: de vrijheidsrechten van individuele burgers moeten daarom met én tegen de overheid worden beschermd. Maar wat als in het huidige 'World Power System' staten en/of overheden allang niet meer de enige 'soevereinen' zijn? Met name doordat de economie de afgelopen decennia veel sneller is geglobaliseerd dan politieke en juridische instituties, hebben een flink aantal multinationale ondernemingen kunnen uitgroeien tot machtige instanties. Overheden slagen er lang niet altijd in om multinationals effectief te reguleren. Denk daarbij aan het heffen van voldoende belastingen, het opleggen van adequate milieumaatregelen, enzovoort. Soms zijn multinationale ondernemingen zó machtig dat zij overheden de facto tegen elkaar uit kunnen spelen en voor hun karretje kunnen spannen. Sommige auteurs duiden deze situatie als een opkomend 'neofeodalisme': de controle over publieke machtsuitoefening verschuift van democratisch gelegitimeerde regelgevers naar ondernemingen met een private oriëntatie. Digitalisering brengt die ontwikkeling in een stroomversnelling: enkele grote multinationale techbedrijven hebben het eigendom en dus de beschikkingsmacht over de productie- en bestaansmiddelen van de 21ste eeuw, terwijl het overheden maar nauwelijks lukt om grip te krijgen op hun activiteiten. Kortom: de facto 'state-like-powers' van grote multinationale ondernemingen zijn obvious. De strikte verdeling van publieke en private macht tussen overheden en bedrijven waar constitutionalisten van uitgaan is niet meer. Toch blijven constitutionalisten zich bijna exclusief met de staat en supranationale overheden bezighouden. Wordt het niet eens tijd om daar verandering in te brengen? Is het niet de hoogste tijd voor een constitutionalisme 'voorbij' de overheid?

Workshop II: De civiele algemeenbelangactie en de democratische rechtsstaat: gedroomd huwelijk of ongewenste miskleun?
Sprekers: Leonard Besselink, Rowie Stolk, Hans Hofhuis
Moderator: Jip Stam

De civiele algemeenbelangactie zit in de lift. Na het roemruchte succes van Urgenda tegen de Staat in 2019, volgde nog geen twee jaar later een vergelijkbare overwinning op Shell onder de vlag van Milieudefensie. Het doel van beide organisaties is om, in de woorden van hun advocaat Roger Cox, 'de democratie onder curatele te stellen' ten gunste van effectief klimaatbeleid. En dat lijkt te zijn gelukt: in beide zaken legde de rechter forse CO2-reductiedoelstellingen op, zogezegd om een op handen zijnde inbreuk op mensenrechten te voorkomen. Wat betekent deze ontwikkeling voor het staatsrecht en de democratische rechtsstaat? Is het kunnen procederen tegen de Staat of grote bedrijven met een beroep op het algemeen belang een waardevolle aanvulling op ons rechtsstelsel, of hebben we te maken met een trend die juist op gespannen voet staat met de basisbeginselen van ons constitutionele recht? Deze vragen zijn niet nieuw, maar zij kregen een nieuwe impuls omdat art. 3:305a BW, dat de algemeenbelangactie mogelijk maakt, toenemende kritiek oogst.

Zo nam de Tweede Kamer in februari 2023 een motie aan die de representativiteit van eisers in dergelijke procedures ter discussie stelt: een duidelijk signaal dat de kwestie controversieel is geworden. Voorts probeerde een tweetal stichtingen zich te mengen in het hoger beroep van de Milieudefensie-Shell-zaak, met als oogmerk de rechter een breder perspectief op de feiten en het algemeen belang te verschaffen. Kunnen we deze pushback als een keerpunt beschouwen? Of vallen er, ondanks de kritiek, juist meer Urgenda-achtige procedures te verwachten? En zo ja, waarover zouden die dan kunnen of moeten gaan? In workshop II worden deze en andere vragen geadresseerd door drie juristen met elk een verschillende invalshoek en expertise.

Workshop III: De staat van de rechter
Sprekers: Rens Koenraad, Esther de Rooij, Paul Bovend’Eert
Moderator: Derk Venema

Hoe staat het met de rechter in de rechtsstaat? Hoe is de positie van deze staatsmacht te begrijpen in de huidige tijd? Zijn er redenen om die positie te herzien in het licht van urgente problemen van deze tijd, zoals de gevolgen van de gaswinning, het vluchtelingenvraagstuk, de klimaatcrisis en het toeslagenschandaal? Van de bestuursrechter wordt gezegd dat die zich in de toeslagenzaken teveel als een verlengstuk van de uitvoerende en wetgevende macht heeft opgesteld. Aan de andere kant klinkt de kritiek dat de rechter zijn hand overspeeld heeft door te concurreren met de uitvoerende macht op diens terrein, zoals in de Urgenda-uitspraak. Op zijn beurt speelde het kabinet voor eigen rechter door te weigeren zich te gedragen naar rechterlijke uitspraken omtrent de vluchtelingenopvang. Deze voorbeelden laten zien dat zowel de onderschatting als de mogelijke overschatting van de eigen onafhankelijke positie binnen de trias negatieve gevolgen voor het imago van de rechterlijke macht kan hebben – en dat dit imago een speelbal kan worden van de polariserende controverses over de betreffende maatschappelijke problemen.

Hoe zorgt de rechterlijke macht ervoor dat zijn positie niet onder druk komt te staan van de uitvoerende macht, die gebrekkig gecontroleerd wordt door het parlement, maar ook zijn legitimiteit bij de bevolking niet verliest? Ligt het antwoord bij een meer responsieve houding, of juist bij meer terughoudendheid ten aanzien van de eisen van belangengroeperingen? Of allebei?

Workshop IV: Constitutionalisme voorbij de overheid

Dit is een herhaling van workshop I.

Workshop V: De staat van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in het openbaar onderwijs
Sprekers: Pieter Huisman, Sien Devriendt, Arzu Yandere
Moderator: Paul Zoontjens

Uit een 'Flitspeiling Grondwet' (maart 2023) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt dat ¼ van de burgers woonachtig in Nederland (n=1.006) uit een keuze van 23 grondrechten, het grondrecht vrijheid van godsdienst en levensovertuiging als belangrijk percipiëren. Het grondrecht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging speelt ook in het openbaar onderwijs. Openbaar onderwijs is levensbeschouwelijk 'neutraal' en dient plaats te vinden met 'eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging' (artikel 23, lid 3 Grondwet). Leerlingen van openbare scholen hebben het recht om hun godsdienst of overtuiging te 'uiten' – het zogenaamd 'forum externum' - en dus binnen het schoolgebouw hun levensbeschouwelijke kenmerken (zoals een hoofddoek of andere kleding/symbolen) aan/bij te houden. Ook bepaalde gedragingen (zoals bidden) zijn mogelijk. Beperkingen zijn echter toegelaten en steunen vaak op ogenschijnlijk waardenneutrale noties (denk bijvoorbeeld aan de weigering om op school een kirpan bij zich te houden om 'veiligheidsredenen') die doorgaans als gerechtvaardigde gevallen van indirecte discriminatie worden aangemerkt.

Hoewel literatuur en rechtspraak veel inzichten opleveren, blijft de vraag naar de begrenzing van het forum externum evenwel relevant, gelet op het karakter van het openbaar onderwijs, dat pluriformiteit en democratisch burgerschap vooropstelt. Hieruit volgt onvermijdelijk een reeks nieuwe vragen. Welke koers varen andere landen m.b.t. een gelijkaardig uitdaging? Wat zijn de maatstaven van internationale verdragen, met name het EVRM, en de rechtspraak van het EHRM? In welke mate geldt voor de Nederlandse Staat een positieve verplichting uit het internationale recht (c.q. verplichting tot accommoderen)? Of kan het motief pluriformiteit als reden worden gegeven om de godsdienstvrijheid van het individu te beperken (c.q. om in dat geval niet te accommoderen)? In welke mate kan een gelijkekansenbeleid (initiatiefvoorstel van Tweede Kamerlid De Hoop, 2021) een oplossing bieden om gevallen van indirecte discriminatie te voorkomen en te bestrijden?

Workshop VI: De Staat en/van de vrijheid van expressie
Sprekers: Michael Klos, Leon Trapman
Moderator: Tom Herrenberg

De politiek filosoof Hayek noemde democratie een proces van meningsvorming. Vandaag de dag zijn het een handjevol grote private bedrijven die toegang tot dat proces (mede)controleren. Immers, dat proces van meningsvorming vindt tegenwoordig voor een belangrijk deel plaats niet in kranten en tijdschriften, maar online. De bedrijven Meta (voorheen Facebook), Twitter en Google (YouTube) zijn de afgelopen tien jaar enorm gegroeid, en daarmee is ook hun grip op het publieke debat toegenomen. De politieke macht van deze private bedrijven kan inmiddels nauwelijks meer worden overschat. Het meest in het oog springende voorbeeld is wellicht de verwijdering van het Twitter-account van de toenmalige President Trump in 2021. Met deze beslissing werd het voornaamste middel ontnomen waarmee Trump communiceerde met zijn aanhangers, tegenstanders, en internationale vrienden en vijanden.

Hoe transparant zijn dit soort ingrijpende beslissingen? Is sprake van willekeur? Checks and balances, scheiding en beperking van publieke macht zijn van oudsher centrale thema’s in het staatsrecht. Nu private bedrijven significante publieke macht hebben verworven, zijn zij in het vizier gekomen van de constitutionele theorie. De vraag is: Hoe kan de vrijheid van expressie worden geborgd ten aanzien van private bedrijven met 'state-like powers'? Wat kan de staat of wat kunnen supranationale organisaties doen? Gaat de Digital Servies Act, de eind 2022 in werking getreden Verordening met bepalingen voor online platforms omtrent onder meer het verwijderen van content, een bijdrage leveren aan de bescherming van de uitingsvrijheid online? Deze workshop draait om de staat van de vrijheid van meningsuiting in de context van de toenemende privatisering van publieke waarden door grote technologiebedrijven.

Masterclass: Discuss your research with Nick Barber

Op uitnodiging van de organisatie kunnen promovendi hun onderzoek bespreken met prof. Nick Barber.