Wat is er met onze taal aan de hand?
Van Marle vraagt zich af of het klassieke ABN uiteindelijk wel zo succesvol is geweest als wordt verondersteld. Lange tijd werd slechts door een klein deel van de bevolking deze standaardtaal werkelijk gesproken. Toch was de positie van het ABN bijzonder sterk, het hele onderwijs was gericht op de verspreiding ervan. Maar door allerlei sociaal-culturele ontwikkelingen is het keurslijf van de verzorgde en correcte taal beetje bij beetje afgeschud. De van oorsprong genormeerde cultuurtaal is steeds meer een gebruikstaal geworden waarbij eenieder zelf wel uitmaakt hoe zijn of haar Nederlands er uitziet en klinkt. Deze democratisering van het Algemeen Nederlands vat Van Marle samen in zijn rede, genoemd 'One man, one voice'.
De positie van de standaardtaal wankelt
De ingenomen stelling wordt onderbouwd door achtergrondinformatie over het lage percentage oorspronkelijke ABN-sprekers, het taallandschap in het midden van de vorige eeuw, het ontstaan van het ABN en de kracht die nodig was om het ABN te ondersteunen: het onderwijs. Maar de maatschappelijke verhoudingen die destijds golden zijn tegenwoordig niet meer aan de orde. Het elitaire karakter van het ABN past niet meer bij de informele egalitaire samenleving die Nederland aan het begin van de 21e eeuw is.
Programma symposium Moedertaalonderwijs
- Prof. dr. Frits van Oostrom (Universiteit Utrecht) - 'Moedertaalonderwijs: min maal min is plus?'
- Prof. dr. Anneke van Neijt (Radboud Universiteit Nijmegen) - 'Moedertaalonderwijs, laat zien wat je kunt doen met taal'
- Dr. Theo Witte (Rijksuniversiteit Groningen) - 'Geven en nemen. Over een slecht huwelijk en een therapie'
- Prof. dr. Ton van Haaften (Universiteit Leiden) - 'Argumentatieve vaardigheden in het secundair onderwijs'
De afscheidsrede 'One man, one voice' vormt het sluitstuk van het symposium over het gebruik en de toekomst van het vak Nederlands in het onderwijs.
Over Jaap van Marle
Prof. dr. Jaap van Marle is sinds 2001 aan de Open Universiteit (OU) verbonden, waar hij als decaan van de faculteit Cultuurwetenschappen en tevens als hoogleraar met de leeropdracht 'Taal en cultuur' is aangesteld. Daarvoor was hij van 1986 tot 1997 directeur van het P.J. Meertens-Instituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Van 1997 tot 2001 senior onderzoeker bij de Koninklijke Nederlandse Akademie en gasthoogleraar aan verschillende buitenlandse universiteiten. En van 1987 tot 2001 bijzonder hoogleraar bij de Vrije Universiteit Amsterdam, met als leeropdracht 'Taalverandering'.