De natuur was hier
'En dan: wat is natuur nog in dit land? / Een stukje bos, ter grootte van een krant', schreef de dichter J.C. Bloem in 1945 in Domweg gelukkig in de Dapperstraat, een van zijn meest bekende gedichten. De regels worden vaak ter illustratie aangehaald in een treurzang om het verdwijnen van de natuur, de alsmaar teruglopende biodiversiteit, als gevolg van verstedelijking en de daarmee samenhangende aanleg van wegen, bedrijventerreinen, vliegvelden enzovoort. - Terzijde zij opgemerkt dat het gedicht van Bloem een heel andere strekking heeft: het is veeleer een lof van de stad, want de natuur, ach, die stelt nu eenmaal niet zo veel meer voor, niet in Nederland, en bij uitbreiding evenmin elders in grote delen van de wereld. -
Treurzangen
Treurzangen over het verdwijnen van de natuur, over de verminderende biodiversiteit horen we de laatste decennia steeds vaker. Toch is het genre niet van vandaag of gisteren. Een voorbeeld, een eeuw geleden geschreven door de Duitse filosoof Theodor Lessing (1872-1933), in zijn boekje Die verfluchte Kultur (1921):
Wat is er in Duitsland niet binnen honderd jaar van de aardbodem weg geknald? Oeros, tarpan, wisent, beer, lynx, wolf, eland, wilde kat, bever, otter, marter, nerts. Binnenkort ook everzwijn, wezel, das en vos. Van verschillende duizenden soorten vogels bleven er maar enkele honderden over. Kaalkopibis, alk, aalscholver, edelreiger, steenadelaar, oehoe, zwaan, zwarte ooievaar, raaf, valk, kraanvogel, zeekoet; heel dit volle vormenleven is bij ons sprookje en sage geworden. - Bovenop deze misdaad tegen het dier, welke ongehoorde misdaad ook tegen weiland en bos! De woestijnen van Syrië, Griekenland, de Ionische eilanden, ooit de rijkste tuinen van de aarde; de hellingen van de Provence, nu rots- en gruisdalen, maar ooit bos vol ruisende geheimen; de stenige kalkwoestijnen van Klein-Azië, ooit een tuinland vol bloemen; de doodbedroefde Karst, als een lijk, uitgemergeld door de hebzucht van Venetiaanse handelaars van wie de trotse stad dichtgeslibd en tot moeras geworden uit de zee oprijst als een donker spook van de Westerse geschiedenis; binnenkort verandert ook het oosten van Duitsland in heide, stoppel en steppe… al deze geschonden streken van de aarde tonen hoe de natuur zich wreekt op de mens die bossen verwoest, die de bloeiende levenswereld vermarkt, versjachert en verhandelt.
Onderliggende oorzaak
Lessing liet het evenwel niet bij deze - overigens nog langere - klaagzang, maar probeerde door te dringen tot de kern van de zaak: hoe kan het teruglopen van de biodiversiteit worden verklaard? Speelt er meer dan menselijke handelsgeest, winstbejag en hebzucht? Is er een onderliggende oorzaak? Geenszins verwonderlijk: volgens Lessing is die er inderdaad.
Lessing zoekt deze onderliggende oorzaak in de aard van de menselijke cultuur: de natuur is gedoemd ten onder te gaan, eenvoudig omdat de menselijke soort haar cultuur heeft ontwikkeld. Want, zo stelt hij, de cultuur gaat per definitie ten koste van de natuur. Ons alledaagse taalgebruik verraadt het al: land dat in cultuur wordt gebracht wordt gefnuikt in zijn natuurlijke ontwikkeling; een cultuurplant is een plant die zich niet natuurlijk ontwikkelt, maar door de mens op de menselijke maat is toegesneden. Alle klaagzangen, alle goede bedoelingen ten spijt: natuur en menselijke cultuur gaan niet samen: de cultuur slokt de natuur geleidelijk maar onafwendbaar op, de natuur is gedoemd ten onder te gaan aan de cultuur. De grote vraag is dan ook, of de mens kan overleven zonder natuur, of de mensheid uiteindelijk niet met de natuur aan de cultuur ten onder zal gaan.
Lessing geeft geen eenduidig antwoord op deze vraag. In zijn meer donkere stemmingen is hij een ware onheilsprofeet die de onvermijdelijke ondergang van de mensheid predikt, als uitkomst van een proces dat de mens zelf in gang heeft gezet. In minder donkere buien voorziet hij toch een mogelijke uitweg. Deze uitweg vindt hij niet in een 'terug naar de natuur' - al gebruiken sommigen die kreet, deze oplossing is volstrekt onmogelijk. De geschiedenis van de mensheid is een onomkeerbaar proces, de ontwikkeling van de menselijke cultuur is een onomkeerbaar proces. De gedachte dat al dan niet verre nazaten van de stedeling van vandaag zich en masse weloverwogen, gehuld in dierenvellen, zullen terugtrekken in grotten en holen, zich enkel voedend met wat de natuur biedt, is ronduit absurd.
Kwaal en remedie
Maar als een 'terug naar de natuur' niet mogelijk is, welke uitweg rest er dan? Het paradoxale antwoord luidt: een snelle verdere ontwikkeling van de cultuur. En die verdere ontwikkeling moet inhouden, dat de cultuur steeds minder roofbouw pleegt op de natuur, opdat de cultuur uiteindelijk niet meer ten koste van de natuur zal gaan. De ontwikkeling van de mobiliteit is een voorbeeld: auto’s, treinen en vliegtuigen zijn inmiddels al veel minder vervuilend dan toen zij pas bestonden, het verbruik van natuurlijke brandstoffen wordt minder - dat is de richting waarin de cultuur zich verder zal moeten ontwikkelen, liefst zo snel mogelijk. Lessing bepleit geen terugkeer op de schreden van de ontwikkeling van de cultuur, geen ingrijpende ommekeer, maar een radicalisering van de ingeslagen weg. Geen terugkeer naar de natuur, maar een versnelde voortgang van de cultuur - en wel zo dat de natuur meer en meer wordt gespaard. Cultuur is zo voor Lessing tegelijk de kwaal en de remedie…
Deze Duitse filosoof bracht zowel zijn diagnose als zijn oplossing een eeuw geleden naar voren. Zijn analyse is nu niet minder actueel dan toen, zijn boodschap enkel urgenter. De natuur was hier, waar nu de cultuur is - en de mensheid moet de cultuur zo aanpassen dat de natuur niet helemaal ten onder gaat, want dan gaat de mensheid onvermijdelijk mee ten onder.
Herman Simissen
Het citaat is ontleend aan Theodor Lessing, Die verfluchte Kultur. Gedanken über den Gegensatz von Leben und Geist (München 1921). Zie verder: Herman Simissen, Theodor Lessing's Philosophy of History in Its Time, Brill, Boston en Leiden, te verschijnen in augustus 2021.