Uit ander onderzoek blijkt dat preventieve maatregelen die werkgevers nemen om de kans op een burn-out bij werknemers te verminderen blijvend doorwerken, maar het effect ervan is relatief klein. 'Er is dus ruimte voor aanvullende maatregelen en verbetering', zegt Madelon Otto, die zelf ervaring heeft als hr-manager en verbonden is aan de vakgroep Arbeids- en Organisatiepsychologie bij de Open Universiteit. In diepte-interviews keek Otto met werknemers die klachten over vermoeidheid of spanning hadden naar de manier waarop zij zelf proberen een burn-out te voorkomen De deelnemers hadden niet eerder een burn-out gehad.
Proactief handelen
De meerderheid van de ge-interviewden bleek bewust bezig om stress te verminderen en burn-out te voorkomen. Otto: 'Zij handelen "proactief" en ondernemen verschillende soorten acties op drie domeinen, namelijk op het werk, thuis en op de eigen persoon.’ De deelnemers aan het onderzoek vragen op het werk bijvoorbeeld hulp aan collega’s. Thuis maken ze eventueel afspraken over de indeling van de vrije tijd. En ze proberen te ontspannen door bijvoorbeeld voldoende te bewegen.
Balans tussen belasting en belastbaarheid
Deze aanpak sluit aan bij de conservation of resources-theorie waarop het onderzoek gebaseerd is. 'Deze theorie gaat ervan uit dat er een balans nodig is tussen de mate waarin iemand wordt belast en de belastbaarheid anderzijds: tegenover de eisen die aan je worden gesteld, moeten voldoende energiebronnen staan waaruit je kunt putten.' Niet alleen de situatie op het werk blijkt daarbij belangrijk, maar ook die van thuis. Van de deelnemers had de meerderheid privé te maken met een extra belasting. 'Een scheiding, een ziek kind, een verhuizing of dreigend ontslag: dat zijn allemaal factoren die een werknemer een tijdje minder belastbaar kunnen maken', zegt Otto.
Effectiviteit
Madelon Otto onthoudt zich in dit stadium echter van een oordeel over de effectiviteit van de proactieve aanpak. ‘Wat wel en niet werkt, is natuurlijk ook heel persoonlijk. Het is afhankelijk van persoonlijke omstandigheden en persoonlijkheidskenmerken. Daarnaast hangt het van de werkomgeving af of een werknemer zich veilig en gesteund voelt om proactief gedrag te vertonen.’
Het uiteindelijke doel van Otto is om tot werkende interventies (maatregelen) te komen. Op basis van dit kwalitatieve onderzoek ontwikkelde zij inmiddels een vragenlijst die ze gebruikt bij twee vervolgonderzoeken. Die zijn er meer op gericht om het effect van proactieve werknemersstrategieën te meten. Eind volgend jaar hoopt Otto daar resultaten over te kunnen presenteren.
Meer informatie
Lees het hele artikel van Madelon Otto, met co-auteurs dr. Nicole Hoefsmit, dr. Joris van Ruysseveldt en prof. dr. Karen van Dam.