Zelf rekenopgaven maken zorgt ervoor dat je op langere termijn beter presteert
Zelf oefenopgaven maken vs. uitgewerkte voorbeelden bekijken
Bij het bestuderen van uitgewerkte voorbeelden bekijken leerlingen de probleemstelling, de oplosstappen en de uiteindelijke oplossing, meestal voorzien van een toelichting. Bij het zelf maken van oefenopgaven halen leerlingen eerder geleerde informatie op uit hun langetermijngeheugen. Beide methoden werken om leerlingen een nieuwe rekentaak aan te leren, maar Sterre Ruitenburg en haar collega's wilden weten op welk moment welke leerstrategie ingezet moet worden voor de beste resultaten. Ze gingen na of dit afhangt van de complexiteit van de taak en het retentie-interval (d.w.z. de tijd tussen de laatste oefenmogelijkheid en de toets). In een experiment manipuleerden de onderzoekers de taakcomplexiteit (eenvoudig versus complex), de leerstrategie (uitgewerkte voorbeelden bestuderen versus zelf oefenopgaven maken) en het retentie-interval (5 minuten versus 1 week). Het blijkt dat, zodra leerlingen de rekentaak voldoende onder de knie hebben, zelf oefenopgaven maken leidt tot betere prestaties op de langere termijn dan het bestuderen van uitgewerkte voorbeelden. Dit gaat ook op als leerlingen een relatief complexe rekentaak moeten aanleren en relatief weinig instructie krijgen.
Eerste stap richting effectief leren rekenen
Het onderzoek laat zien wanneer docenten hun leerlingen het beste uitgewerkte voorbeelden kunnen laten bestuderen en wanneer ze hen beter zelf oefenopgaven kunnen laten maken. Het zelf maken van oefenopgaven (en daarmee het ophalen van eerder geleerde informatie) leidt dus op de langere termijn tot betere prestaties, maar de volgende stap is om na te gaan wat de optimale reeks van uitgewerkte voorbeelden en oefenopgaven is om kennis het beste te laten beklijven. Daarvoor is verder onderzoek nodig, zodat auteurs van lesmethodes, docenten en leerlingen uiteindelijk leerstrategieën effectief kunnen inzetten om zo de rekenprestaties te verbeteren.
Over het onderzoek
Sterre Ruitenburg voerde het onderzoek uit in samenwerking met dr. Kevin Ackermans, em. prof. dr. Paul Kirschner, prof. dr. Halszka Jarodzka en prof. dr. Gino Camp, allen verbonden aan de faculteit Onderwijswetenschappen van de Open Universiteit. Het experiment werd uitgevoerd onder 166 Nederlandse leerlingen van zeven verschillende basisscholen, met een gemiddelde leeftijd van 11 jaar. De leerlingen werden willekeurig verdeeld over de acht condities die van elkaar verschilden in taakcomplexiteit (eenvoudig versus complex), leerstrategie (uitgewerkte voorbeelden bestuderen versus zelf oefenopgaven maken) en retentie-interval (5 minuten versus 1 week). Eerst kregen alle deelnemers een instructievideo te zien waarin werd uitgelegd hoe je met behulp van de balansmethode een vergelijking kunt oplossen. De video verschilde tussen de condities. Voor de conditie 'eenvoudig' werd uitgelegd hoe de leerlingen in twee stappen een eenvoudige vergelijking konden oplossen. In de conditie 'complex' werd uitgelegd hoe de leerlingen in drie stappen een complexe vergelijking konden oplossen. Daarna ging elke leerling zelfstandig aan de slag: óf door uitgewerkte voorbeelden te bestuderen óf door zelf oefenopgaven te maken. Daarbij kregen ze geen feedback. Ten slotte maakte elke leerling een toets, sommigen na 5 minuten en anderen na 1 week. Bij de data-analyse ten slotte bepaalden de onderzoekers voor elke leerling de juistheid van de oplossing (d.w.z. het percentage juiste antwoorden op de toets) en de juistheid van de stappen (d.w.z. het percentage vereiste oplosstappen op de toets). Daarna bekeken ze welke leerstrategie wanneer de beste resultaten oplevert.
Het artikel 'After initial acquisition, problem-solving leads to better long-term performance than example study, even for complex tasks' is gratis te lezen.