Promotie: Aanpassen verjaringsregeling levensverzekeringsrecht beschermt derde-belanghebbenden
Afwijkende bepalingen
Tijdens haar werkzaamheden voor het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) behandelde mr. Priscilla van Haastrecht- van Kuilenburg regelmatig geschillen waarbij de wetsartikelen 7:977 BW, 7:980 BW, 7:983 BW en 7:985 BW een rol speelden. Daarbij vielen haar de afwijkingen op ten opzichte van het algemene deel van het Nederlandse verzekeringsrecht. Voor die keuze heeft de wetgever een duidelijke verklaring: het bijzondere karakter van de levensverzekering én de betrokkenheid van derde-belanghebbenden daarbij maken dat de betreffende bepalingen in het algemene deel niet passen bij de levensverzekering. Een begrijpelijke redenering, maar de wijze waarop de artikelen zijn geformuleerd, laat veel ruimte voor onduidelijkheden (en daarmee rechtsonzekerheid). Bovendien biedt de formulering onvoldoende bescherming aan de bij de levensverzekering betrokken derde-belanghebbenden. Gezien de grote financiële en emotionele belangen bij een levensverzekering, is dat volgens Van Haastrecht-Van Kuilenburg onwenselijk. In haar proefschrift doet zij daarom voorstellen tot aanpassing van de betreffende wetsartikelen.
Aanvangsmoment verjaringstermijn
De promovenda richt zich onder meer op de verjaringsregeling van artikel 7:985 BW. Op grond van dit artikel begint de verjaringstermijn van een rechtsvordering tot het doen van een uitkering te lopen op het moment dat de uitkering uit de levensverzekering opeisbaar is geworden. In het algemene deel van titel 7.17 BW, in artikel 7:942 BW, heeft de wetgever voor een ander aanvangsmoment van de verjaringstermijn gekozen, namelijk het moment waarop de begunstigde bekend is geworden met de opeisbaarheid van de uitkering. Volgens Van Haastrecht-Van Kuilenburg past dit laatste moment beter bij een levensverzekeringsovereenkomst. Het is immers vaak een derde die aanspraak maakt op de uitkering. Niet alleen heeft deze persoon vaak een geliefde verloren en daarom andere prioriteiten dan het opeisen van een uitkering, ook weet hij vaak niet eens van het bestaan van de verzekering. Daardoor kan het enige tijd duren, voordat deze derde aanklopt bij de verzekeraar om de uitkering op te eisen. Omdat het huidige gekozen aanvangsmoment voor levensverzekeringen hier geen rekening mee houdt, is de kans aanwezig dat de verjaringstermijn al loopt terwijl de tot uitkering gerechtigde nog niet eens weet dat hij aanspraak kan maken op een uitkering. Door dit aan te passen en het aanvangsmoment uit het algemene deel van titel 7.17 BW te hanteren, kan de wetgever voorkomen dat een vordering op een uitkering uit de levensverzekering ongemerkt verjaart.
Promotie Priscilla van Haastrecht-van Kuilenburg
Priscilla van Haastrecht-van Kuilenburg (Leiderdorp, 1988), is wetenschappelijk medewerker van de Commissie van Beroep Kifid en (buiten)docent Privaat- en Verzekeringsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Op vrijdag 29 september 2023 om 16.00 uur verdedigt zij aan de faculteit Rechtswetenschappen van de Open Universiteit haar proefschrift 'Knelpunten in het Levensverzekeringsrecht'. De promotoren zijn prof. mr. drs. Marc Hendrikse (Open Universiteit) en prof. mr. Jac Rinkes (Open Universiteit). De promotie is live bij te wonen bij de Open Universiteit in Heerlen of online te volgen via ou.nl/live.