Santa Claus, een oude Amsterdammer?
In de winter van 1880 stak journalist Charles Boissevain de Atlantische Oceaan over om in opdracht van het Algemeen Handelsblad een reportagereis te maken naar de Verenigde Staten.
Het is de avond van 5 december, een storm doet het schip kraken en steunen, en Charles heeft zich, zeeziek, teruggetrokken in zijn hut. Vol heimwee denkt hij aan zijn gezin dat thuis in Amsterdam het Sinterklaasfeest viert, wanneer er op de deur van zijn kajuit wordt gebonsd. Het is zijn reisgenoot die voor Sint-Nicolaas speelt en hem een pakketje toewerpt met geschenken van het thuisfront: biesjesdeeg, koekvrijers, een dichtbundel en een foto van zijn kinderen. 'O! de goede heilige kindervriend, die een bedrukten zeezieken vader halfweg tusschen de oude en nieuwe wereld dus weet op te beuren en moed in te spreken!' verzucht Charles verrast. Wanneer hij een aantal dagen later in New York aankomt, zijn daar de voorbereidingen voor Kerstmis in volle gang: 'Overal, in winkels voor rijken zoowel als voor armen, ziet men St. Nicolaas, of gelijk hij hier genoemd wordt, Santa Claus the Christmas King. Hij is de patroon van New-York, en herinneringen aan Nieuw-Amsterdam hebben veroorzaakt, dat men St. Nicolaas en Kerstmis tot één gemaakt heeft.'1
New York
Dat Sint-Nicolaas was uitgegroeid tot patroon van New York, is geen toeval. Hij was al sinds de middeleeuwen de beschermheilige van Amsterdam en van oudsher aan die stad verbonden. Geschiedkundig schrijver Johannes ter Gouw noemde de goedheiligman in 1861 een 'oude Amsterdammer' en meende dat alle Amsterdammers toch wel wisten 'dat hij bij uitnemendheid onze Klaas is.'2 Sint-Nicolaas' patroonschap van de stad New York is evenwel van recentere datum: daarvoor was een aantal vooraanstaande leden van de New-Yorkse elite aan het begin van de negentiende eeuw verantwoordelijk. Eén van de sleutelfiguren in dat verhaal is de welgestelde koopman en filantroop John Pintard, die in 1804 de New-York Historical Society oprichtte om de geschiedenis van de staat New York te bestuderen en te bewaren.3 Als eerbetoon aan de Hollandse kolonisten die in de zeventiende eeuw Nieuw-Nederland hadden gesticht, verkoos Pintard Sint-Nicolaas, 'tutelar saint of the dutch', tot patroon van de Historical Society. Vanaf 1810 vond het jaarlijkse jubileumdiner dan ook plaats op 6 december, 'the Festival of St. Nicholas, pronounced Sancte Claus.' Om Sint-Nicolaas en het sinterklaasfeest onder de leden van de Historical Society te promoten, liet Pintard tijdens de viering van 1810 pamfletjes uitdelen met een voorstelling van de heilige Nicolaas in bisschopsgewaad, naast een open haard waaraan twee kousen zijn opgehangen, de linker gevuld met speelgoed en de rechter met een roe. Onder deze beelden had Pintard het vers 'Sancte Claus goed heylig man', een variant van het Nederlandse sinterklaasliedje 'Sint Nicolaas goedheiligman, trek je beste tabberd an' laten afdrukken.4
St. Nicholas Broadside, New-York Historical Society, 1810.
Houtsnede: Alexander Anderson.
Knickerbocker's History of New York
Pintard was bevriend met niemand minder dan Washington Irving, die een jaar eerder Sint-Nicolaas al op fantasievolle wijze aan de stad New York wist te verbinden in zijn satirische Knickerbocker's History of New York, die hij op 6 december publiceerde en opdroeg aan de Historical Society.5 Onder het pseudoniem van de fictieve historicus Diedrich Knickerbocker beschreef hij hoe Nieuw-Amsterdam gesticht werd onder de bescherming van Sint-Nicolaas. Het schip dat de eerste Nederlandse kolonisten vanuit de haven van Amsterdam naar de nieuwe wereld voerde droeg de figuur van de heilige als boegbeeld. In de tweede editie uit 1812 verscheen Sint-Nicolaas aan één van de pioniers in een droom om aanwijzingen te geven over de plaats waar de nederzetting gebouwd moest worden. De Sint uit Irvings beschrijving manifesteerde zich, in tegenstelling tot die van Pintard, niet als statige bisschop, maar als een vrolijke, oude Hollander, 'equipped with a low, broad-brimmed hat, a huge pair of Flemish trunk hose, and a pipe that reached to the end of the bowsprit.'6
Saint Nicolas Society
Washington Irving, die in 1809 lid geworden was van de Historical Society, richtte in 1835 samen met een aantal prominente New Yorkers de Saint Nicholas Society of the City of New York op, een exclusief genootschap dat niet alleen tot doel had om de Nederlandse oorsprong van New York in herinnering te brengen, maar ook om de 'social intercourse among its native citizens' te stimuleren. Lid worden van deze club kon alleen op uitnodiging en was voorbehouden aan afstammelingen van personen die voor 1785 bewoners van de stad waren geweest. Tijdens het jaarlijkse banket, dat plaatsvond op 6 december, werden Nederlandse gerechten geserveerd, Goudse pijpen gerookt en talloze toasten uitgebracht op het oude vaderland. Een opvallend en terugkerend element vormden zes zwarte bedienden die de 'serving-men of the early Hollanders' moesten verbeelden en kennelijk als een kenmerkend aspect van de oude Nederlandse wereld werden beschouwd: 'The president and guests were attended by Dutch negroes, dressed in the livery of one hundred and fifty years ago, the singularity and perfect fidelity of their costume produced much merriment and brought back forcibly (…) the good old times of our Dutch ancestors', aldus een verslag van het feest uit 1837 in een plaatselijk weekblad.7 Dit beeld was niet uit de lucht gegrepen: Washington Irving had in zijn History of New York ook gerefereerd aan de 'Dutch negroes' in de eerste nederzetting van de Nederlandse kolonisten.8 Recent onderzoek laat zien dat tot slaaf gemaakte Afrikanen in het bezit van Nederlanders een grote rol speelden bij de opbouw van New York en een belangrijk onderdeel vormden van de vroege Nieuw-Nederlandse samenleving.9
Geschenken vanuit Nederland
Zowel de Saint Nicholas Society als de Historical Society onderhielden gedurende de negentiende eeuw betrekkingen met Nederland en dit had diverse uitwisselingen tot gevolg. Zo schonk J.C. Zimmerman, Nederlands consul te New-York, in 1842 een prent met het portret van de heilige Nicolaas aan de Saint Nicholas Society, die hij had ontvangen van de opzichter van het toenmalige Rijksmuseum.10 In de bibliotheek van de Historical Society bevindt zich tegenwoordig nog een Nederlands sinterklaasboekje, dat volgens de handgeschreven opdracht in 1865 door de bekende Amsterdamse schrijver E.J. Potgieter de oceaan over was gestuurd.11 Het gaat om een editie van Sint Nikolaas en zijn Knecht van Jan Schenkman, dat in 1850 werd uitgegeven en diverse herdrukken beleefde. Schenkman gaf in dit boekje de verschillende aspecten van het Nederlandse sinterklaasfeest, zoals de intocht in de stad, de viering op school en de strooiavond thuis, voor het eerst en in een modern jasje in een samenhangend verhaal weer, met Sint-Nicolaas als deftige bisschop en zijn knecht als zwarte page in de hoofdrollen.
Potgieter had niet zelf het initiatief genomen tot deze gift. Het was Salomon Alofsen (1808-1876), lid van de Historical Society en Amsterdammer van geboorte, die hem had verzocht om het boekje van Schenkman op te sturen.12 Alofsen was op dat moment al zo’n dertig jaar woonachtig in de Verenigde Staten en had in 1853 een uitgave van het kinderboek van zijn moeder gekregen toen zij tijdelijk vanuit Amsterdam was overgekomen. Tijdens het anniversary dinner van de Historical Society in 1864 had hij dat exemplaar samen met 'ancient Dutch Santa Claus toys' tentoongesteld in de bibliotheek van de Society. Bij die viering werd ook het pamfletje van Pintard uit 1810 uitgedeeld, dat de bibliothecaris van de vereniging opnieuw had laten drukken ter herinnering aan het eerste Sint-Nicolaasfeest van het genootschap.13 Omdat een aantal leden bijzonder enthousiast was over het boekje van Schenkman, had Alofsen zijn goede kennis Potgieter aangeschreven met de vraag of hij misschien wat extra exemplaren voor hem op de kop kon tikken. Het werkje was kennelijk niet meer verkrijgbaar; Potgieter klopte daarom bij Schenkmans uitgever aan, en met succes: Alofsen ontving uiteindelijk zes exemplaren, die overigens qua formaat en illustraties afweken van zijn eigen editie. Eén daarvan zond hij aan de bibliothecaris van de Historical Society, samen met een uitgebreide voordracht over het Nederlandse sinterklaasfeest zoals hij dat kende uit zijn jeugd en het vers 'Sancte Claus goed heylig man', op Alofsens verzoek op muziek gezet door de Amsterdamse literator Joseph Alberdingk Thijm.
Zonder gevolg en te voet
De Amerikaanse Sint-Nicolaas ontwikkelde zich ondertussen onder invloed van diverse schrijvers en illustratoren tot een eigen karakter en deze 'Santa Claus, the Christmas King' week op verschillende punten af van de Nederlandse 'St. Nicholas and his black servant-man' uit Alofsens verslag. De Nederlandse predikant Martinus Cohen Stuart die in 1873 naar de Verenigde Staten afreisde, beschreef hem in zijn Zes maanden in Amerika als volgt: 'Hij is geen vrome bisschop, maar een soort van Hollandsch matroos.'14 De correspondent van het Algemeen Handelsblad te New York meldde in 1874: 'Het St.-Nicolaasfeest, dat ook hier verleden week herdacht is, behoort eigenlijk niet tot de algemeen-gevierde feesten. Intusschen de goede man is in Amerikaansche huishoudens toch ook bekend, en wel onder den naam van Santa Claus, doch wordt voorondersteld zonder gevolg en te voet te reizen (…).'15 Ook Charles Boissevain was zich tijdens zijn verblijf in New York in 1880 bewust van de verschillen en droeg daarvoor zelfs een verklaring aan: 'St. Nicolaas wordt overal in de winkels en op prenten voorgesteld als bij ons, doch hij heeft geen zwarten knecht. Dat is waarschijnlijk uit beleefdheid voor de negers, die stemmen hebben bij de verkiezing, en zeer spoedig op de teenen getrapt zijn.'
Santa Claus en Sint Nicolaas
Sinterklaas en Santa Claus ontwikkelden zich beiden gedurende de negentiende eeuw op hun eigen manier en onder verschillende omstandigheden tot een min of meer vast personage. De ontmoeting tussen de twee figuren kan inzicht bieden in de processen en betekenissen van deze tradities, die onlosmakelijk met elkaar verweven zijn. In het geval van journalist Charles Boissevain zorgde zo'n confrontatie voor een vroege reflectie op de dienaar van Sinterklaas, die zich op dat moment in Nederland ontwikkeld had tot een volwaardig personage en duidelijk ontbrak aan Santa Claus zijde. Evenals Santa Claus kunnen Sint-Nicolaas en zijn zwarte knecht gezien worden als iconen die een lokale en nationale identiteit hielpen vormen en uitdrukken en die zich mede ontwikkelden door wisselwerkingen die de eigen landsgrenzen overstegen. Het bezien van de knecht in het licht van de sinterklaasfeesten zoals die gevierd werden door de high society van New York, roept nieuwe vragen op over zijn oorsprong, die allesbehalve eenduidig is, en over zijn betekenis in de negentiende-eeuwse Nederlandse maatschappij.
Ook toen 'Christmas' zich al lang en breed als winterfeest in New York gevestigd had, werden de sinterklaasvieringen van de Saint Nicholas Society nog in ere gehouden en met de oorspronkelijke luister gevierd. Het bijwonen van zo'n feest zorgde bij de Nederlandse correspondent van het Algemeen Handelsblad in 1873 echter voor een teleurstelling: 'De burgemeester en andere notabelen der stad waren bij het feestmaal van St.-Nicolaasdag tegenwoordig, doch kweten zich niet bijzonder van toepasselijke toasten: het meerendeel toch der hedendaagse Knickerbockers weet bedroefd weinig van ons kleine landje en begint gewoonlijk al na het eerste dozijn woorden, ons Nederlanders met de Duitschers te verwarren.' Op een afbeelding van het jaarlijkse diner uit 1877 is Sint-Nicolaas als een typische Santa Claus weergegeven.16 Onze Klaas had de boot terug naar Amsterdam genomen.
Naar Edwin Austin Abbey, Annual Dinner of the St. Nicholas Society of New York - Bringing in the Old Dutch Weather-Cock, in: Harper's Weekly, 29 December 1877, p. 1032, Fine arts Museums of San Francisco.
1 Charles Boissevain, Van 't noorden naar 't zuiden. Schetsen en indrukken van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika (Haarlem 1881) 30; 127.
2 J. ter Gouw, 'Sinterklaas, een oude Amsterdammer', in: Holland. Almanak voor 1862 (Amsterdam 1861) 81-115.
3 Voor meer over John Pintard, het ontstaan van het Amerikaanse kerstfeest en de figuur van Santa Claus, zie: Stephen Nissenbaum, The battle for Christmas (New York 1997); Charles W. Jones, ‘Knickerbocker Santa Claus’, The New-York Historical Society Quarterly Bulletin, 38:4 (1954) 357-383.
4 The First Celebration of the Festival of St. Nicholas by the New-York Historical Society, December 6th, 1810 (New York 1864).
5 Irving dreef met zijn History of New York de spot met de hoogdravende werken waarmee historici doorgaans voor de dag kwamen. Zijn anekdotische boek is een mix van feiten en fictie en portretteert de Nederlandse kolonisten op een karikaturale wijze.
6 Washington Irving, A history of New York, from the beginning of the world to the end of the Dutch dynasty (New York 1809) 79. De droom van Oloffe van Kortlandt werd in de tweede editie van 1812 toegevoegd (pp. 106-107).
7 ‘The St. Nicholas Society of New-York’, The New-York Mirror, 15 (1837), 204.
8 Irving, A History of New York, 82-82.
9 Dienke Hondius, Nancy Jouwe, Dineke Stam en Jennifer Tosch, Dutch New York histories: connecting African, native American and slavery heritage (Volendam 2017).
10 Algemeen Handelsblad, 21 januari 1843. De prent was een kopie van een gravure die afkomstig was uit de IJzeren Kapel van de Oude Kerk in Amsterdam, die oorspronkelijk aan Sint-Nicolaas was gewijd.
11 Eugenie Boer maakte al eerder melding van Schenkmans boekje in de bibliotheek van de Historical Society in haar artikel 'Bien étonnés de se trouver ensemble - of toch niet? Potgieter en Sint-Nicolaas', Nieuw Nederlands Magazijn 27:2 (2009) 46-51.
12 Dit blijkt uit brieven van Salomon Alofsen aan Everhardus Johannes Potgieter die bewaard worden in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en uit archiefmateriaal van de New-York Historical Society (NYHS-RG 11, Box 3, folder 11).
13 Zie ook: 'St. Nicholas at the Society', The New-York Historical Society Quarterly Bulletin, 25:1 (1941).
14 Martinus Cohen Stuart, Zes Maanden in Amerika, volume 1 (Haarlem 1875) 54.
15 Algemeen Handelsblad, 4 januari 1874.
16 Het gaat hier om een enorm standbeeld van Sint-Nicolaas. Een krantenverslag van het feest uit het daaropvolgende jaar meldt: ‘Behind Vice-President De Lancey (…) was a huge statue of St. Nicholas, in traditional holiday attire’. ‘Annual dinner of the St. Nicholas Society’, New York Times, 7 december 1878, 2.