null ‘De huur van ongebouwde onroerende zaken: een leemte in de wet'

RW_OnroerendGoed_11986_head_large.jpg
‘De huur van ongebouwde onroerende zaken: een leemte in de wet'
Na jaren plezier te hebben gehad van een idyllisch stukje grond - waarop je zelf een weekendhuisje hebt geplaatst - te horen krijgen dat de huur wordt beëindigd. Of de wei waar de paarden naar volle tevredenheid grazen en je een mooie stal voor ze hebt neergezet. Zelf ben je tevreden, maar toch moet je weg. Kan dat zomaar? Elina Swaneveld-Bakelaar, oud-advocaat en promovendus bij de Open Universiteit, heeft een onderzoek gewijd aan deze vraag in haar proefschrift ‘De huur van ongebouwde onroerende zaken: een leemte in de wet’. De promotie heeft op 7 oktober 2016 bij de Open Universiteit in Heerlen plaatsgevonden.

Onderzoek naar de positie van de huurder

De wetgever heeft er in het verleden voor gekozen om de huurder van ongebouwde onroerende zaken geen (specifieke) huurbescherming te geven. Volgens de wetgever zou dat niet nodig zijn. Swaneveld is van mening dat de wetgever zich onvoldoende heeft gerealiseerd dat de huurder van een ongebouwde onroerende zaak in veel gevallen wel degelijk bescherming nodig heeft en ook verdient, gelet op zijn belangen. Die belangen zijn vaak (nagenoeg) gelijk aan de belangen van huurders van gebouwde onroerende zaken. Deze laatste categorie heeft wel specifieke wettelijke bescherming. Deze ongelijkheid tussen huurders van gebouwde en ongebouwde onroerende zaken moet worden opgeheven. Swaneveld beschrijft in haar proefschrift de positie van de positie van de huurder van ongebouwd onroerend goed door een overzicht te geven van de ontwikkelingen in de wetsgeschiedenis en de huidige wettelijke regeling onder de loep te nemen.

Bescherming koppelen aan afhankelijkheid van het gehuurde

De huurder van een ongebouwde onroerende zaak mist in veel gevallen bescherming die bij een goede waardering van de belangen er wel zou moeten zijn. De mate van bescherming zou gekoppeld moeten worden aan het soort gebruik dat een huurder van de ongebouwde onroerende zaak maakt. Hoe groter de afhankelijkheid van het behoud van het gehuurde, hoe groter de bescherming. Het gaat dan bijvoorbeeld om bescherming op het gebied van de duur van de huurovereenkomst, de mogelijkheden voor de verhuurder om de huurovereenkomst te beëindigen en de aanspraak op een vergoeding voor investeringen die de huurder - met toestemming van de verhuurder heeft gedaan maar nog niet heeft kunnen afschrijven op het moment dat de huurovereenkomst eindigt. De aanbevelingen zijn in het proefschrift verwerkt in een concreet wetsvoorstel.

Bekijk hier de opname van de promotie.