null Vroeger gepest? Dan nu minder tevreden met het leven

PSY_Onderzoek_Pesten_15001_head_large.jpg
Vroeger gepest? Dan nu minder tevreden met het leven
Wie gepest wordt, krijgt vaak te maken met mentale gezondheidsproblemen zoals een negatief zelfbeeld of gevoelens van depressiviteit of eenzaamheid. Onderzoekers uit België en Nederland tonen aan dat slachtoffers ook op lángere termijn gevolgen ondervinden van het pesten. Bijvoorbeeld meer angsten en een minder positief mensbeeld. Sommige jongvolwassenen die als kind gepest zijn, noemen echter ook een paar positieve gevolgen.

Onderzoek bij de eerste generatie die ook te maken kreeg met online pesten

Het onderzoek werd uitgevoerd door een team van onderzoekers van Tilburg University, Universiteit Antwerpen en de Open Universiteit. Zij bevroegen meer dan 1.600 Vlaamse en Nederlandse jongvolwassenen tussen 18 en 26 jaar over hun pestervaringen tussen de leeftijd van 10 tot 18 jaar en over hun huidige mentale gezondheid. Bijzonder van deze groep is dat het de eerste generatie is die in hun kindertijd en adolescentie niet alleen offline, maar ook online gepest konden worden.

Minder tevreden over hun leven

De onderzoekers vonden een relatie tussen de mate waarin slachtoffers in het verleden werden gepest en een minder positief zelfbeeld, meer angst voor het leggen van sociale contacten, en minder tevreden zijn over hun leven. Vooral de manier waarop zij nu aankijken tegen de negatieve impact van het pesten in het verleden, bepaalt het verband tussen de ernst van de online en offline pestervaringen en mentaal welbevinden, aldus de onderzoekers.

Negatieve én positieve impact

Voormalige slachtoffers vertellen dat het pesten niet alleen een negatieve impact heeft op het mentaal welbevinden, maar ook op hun persoonlijkheid (wie ze zijn vandaag) en op hun fysieke gezondheid. Toch noemen een aantal respondenten ook positieve gevolgen. Ze gaven aan dat ze weerbaarder zijn, zich mentaal en fysiek sterker voelen en dat ze nu hechte vriendschappen hebben met personen die toen voor hen opkwamen.

Het onderzoek werd uitgevoerd door Sara Pabian (Universiteit Antwerpen/Universiteit Tilburg), Francine Dehue en Trijntje Völlink (Open Universiteit) en Heidi Vandebosch (Universiteit Antwerpen).