null De toeslagenaffaire en gedwongen uithuisplaatsingen

RW_KimVanDijk_uithuisplaatsing_20270_head_large.jpg

De toeslagenaffaire en gedwongen uithuisplaatsingen

Webcolumn Rechtswetenschappen - door mr. Kim van Dijk - Vinckx - juli 2022

De gevolgen van de toeslagenaffaire hebben diep ingegrepen in het leven van duizenden gezinnen. In veel gevallen hebben gezinnen te maken gekregen met (onder meer) aanzienlijke financiële problemen, psychische problemen en stress, veroorzaakt door onterechte verdenking van fraude met kinderopvangtoeslag en een streng terugvorderingsbeleid. Ook kinderen werden hierdoor geraakt: uit cijfers van het CBS blijkt dat in de periode van 2015 tot en met 2021 maar liefst 1675 kinderen van gedupeerde ouders op basis van een rechterlijke uitspraak - dus gedwongen - uit huis zijn geplaatst.

Herziening?

Indien deze ouders het ouderlijk gezag hebben en graag willen dat hun kind weer thuis komt wonen, kunnen zij een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing indienen bij de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De gezinssituatie zal dan opnieuw worden onderzocht. Kinderen van 12 jaar en ouder mogen zelf een verzoek indienen. Wat is nu bepalend voor het antwoord op de vraag of een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing van een kind van gedupeerde ouders dient te worden ingewilligd? Wat is de juridische basis van de ondertoezichtstelling en eventuele (beëindiging van de) gedwongen uithuisplaatsing?

Ondertoezichtstelling

Een kind dat ernstig in zijn of haar ontwikkeling wordt bedreigd kan ingevolge art. 1:255 BW door de kinderrechter onder toezicht worden gesteld van een gecertificeerde instelling. Hiervoor is vereist dat de ouders de hulp die nodig is om deze bedreiging weg te nemen niet voldoende accepteren en dat zij binnen een redelijke termijn weer in staat zullen zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding volledig te dragen. Een ontwikkelingsbedreiging kan diverse oorzaken hebben. Zo kunnen emotionele verwaarlozing en blootstelling aan huiselijk geweld of psychische problemen van de ouder(s) ernstige negatieve gevolgen hebben voor de ontwikkeling van een kind. Een ander voorbeeld is de situatie waarin een kind door het gedrag van zijn (gescheiden) ouders in een loyaliteitsconflict verkeert. Uiteraard kan ook sprake zijn van een combinatie van factoren. Als een kind onder toezicht wordt gesteld van een gecertificeerde instelling, betekent dit dat het gezin verplicht zal worden begeleid door een gezinsvoogd.

Gedwongen uithuisplaatsing

In art. 1:265b BW is neergelegd dat een minderjarige uit huis kan worden geplaatst indien dit noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding, dan wel indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De noodzaak tot een uithuisplaatsing wordt aanwezig geacht als de middelen die in het kader van de ondertoezichtstelling kunnen worden ingezet niet voldoende zijn om de ontwikkelingsbedreiging(en) van een kind weg te nemen. Andere maatregelen dan een uithuisplaatsing zijn in dit geval niet toereikend. De rechtspraak laat zien dat dit in diverse gevallen aan de orde kan zijn, bijvoorbeeld als de fysieke of emotionele veiligheid van een kind in gevaar is door mishandeling, verwaarlozing of middelengebruik door de ouder(s). Niet zelden verleent de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing vanwege een combinatie van factoren die de ontwikkeling van een kind ernstig bedreigen. De (gevolgen van eventuele) financiële problemen van de ouder(s) kunnen hierbij een rol spelen.

Beëindiging van de gedwongen uithuisplaatsing

Op grond van art. 1:265d BW kan door de ouder die belast is met het ouderlijk gezag - dan wel door de minderjarige zelf als hij of zij 12 jaar of ouder is of door een ander die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt - een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing worden ingediend bij de gecertificeerde instelling. Hierbij zal moeten worden aangetoond dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing dient te worden gehonoreerd als de hierboven besproken noodzaak niet langer aanwezig is. Daarnaast mag het belang van het kind zich niet verzetten tegen een beëindiging van de uithuisplaatsing.

Afsluiting

Op de webpagina* waarop het ministerie van Financiën toeslagenouders informeert over de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing, raadt zij hun tegelijkertijd aan zich goed te laten informeren teneinde teleurstellingen te voorkomen. Dit verdient zeker aanbeveling. Of een uithuisplaatsing kan worden beëindigd is immers afhankelijk van diverse factoren en wordt beoordeeld op basis van de concrete (gezins-)omstandigheden van ieder individueel geval. Of de toeslagenaffaire van invloed is geweest bij de besluitvorming rond de uithuisplaatsing is hierbij niet van belang. Waar het om gaat is dat de gronden voor een uithuisplaatsing niet meer aanwezig zijn op het moment waarop het verzoek wordt ingediend. Daarnaast dient bij de besluitvorming omtrent een (beëindiging van een) uithuisplaatsing het belang van het kind te prevaleren. Een uithuisplaatsing is immers een kinderbeschermingsmaatregel en geen sanctie voor de ouder(s).

* Deze pagina is niet meer beschikbaar.